Maart 1918: de dodelijkste griep ooit slaat toe
Op 11 maart 1918, honderd jaar geleden, melden zich in Fort Riley, een opleidingscentrum van het Amerikaanse leger in Kansas, ruim 100 rekruten ziek. Enkele dagen later liggen er meer dan 1.000 met koorts in bed. Het begin van de Spaanse griep, het meest dodelijke virus dat de mensheid ooit trof.
In de video hier onder kan u een gesprek bekijken tussen griepcommissaris Marc Van Ranst en historica Sophie De Schaepdrijver over de Spaanse griep.

In april 1917 hebben de Verenigde Staten Duitsland de oorlog verklaard en scharen zij zich in het kamp van de geallieerden. Overal bereiden rekruten zich voor om naar Europa te vertrekken en deel te nemen aan de strijd. Zo ook in fort Riley in Kansas, waar niet minder dan 25.000 jongemannen samen hun training krijgen.
Op de ochtend van 11 maart 1918 voelt Albert Gitchell - een van de koks - zich te ziek om het ontbijt klaar te maken. Hij meldt zich in de ziekenboeg en krijgt het advies in zijn bed te kruipen.
Nog voor het middag wordt, hebben ruim honderd andere rekruten zich ziek gemeld. Een paar dagen later liggen er meer dan duizend met koorts in bed. Een aantal krijgen een longontsteking en sterven…
Plotseling lijkt de griep overal op te duiken. Waar ze vandaan komt, is een raadsel. Niet alleen in de Verenigde Staten maar over de hele wereld maakt zij op korte tijd massaal nieuwe slachtoffers.
In Europa wordt San Sebastian als een van de eerste steden getroffen. Omdat Spanje niet aan de oorlog deelneemt, kunnen de kranten in alle vrijheid over de nieuwe ziekte schrijven. Zo wordt deze al snel de ‘Spaanse’ griep genoemd.
De ziekte blijkt bijzonder besmettelijk. Spaanse kranten maken melding van niet minder dan 8 miljoen zieke Spanjaarden. De meesten ervan zijn na een paar dagen alweer op de been. Dodelijke slachtoffers zijn er relatief weinig.
Wanneer het zomer wordt, lijkt de ziekte verdwenen. Niets is minder waar, want zodra de zomer voorbij is, slaat de griep opnieuw toe. Het virus is ondertussen veel besmettelijker, en vooral veel dodelijker.
Talloze patiënten worden binnen de kortste keren doodziek en sterven. De meeste slachtoffers zijn tussen de 20 en 40 jaar oud. Hun lichaam verdedigt zich het sterkst tegen het virus, waardoor het tegelijk te veel vocht in de longen aanmaakt, zodat de patiënt de verstikkingsdood sterft.
Oudere mensen zijn duidelijk minder kwetsbaar: bij vroegere griepgolven hebben zij antistoffen aangemaakt, die hen nu helpen de ziekte te overwinnen.
Lange tijd veronderstelt men dat de erbarmelijke leefomstandigheden tijdens de Eerste Wereldoorlog de bevolking kwetsbaarder maakte voor het griepvirus. Dat verband is er niet: ook in de binnenlanden van Australië en eskimodorpen in Alaska maakte de griep vele slachtoffers.
Wel was het besmettingsgevaar groter in de massale legerkampen in de Verenigde Staten en in Frankrijk, alsook op de overvolle schepen die Amerikaanse soldaten naar Europa brachten.
In 1918 wordt naar schatting een kwart van de wereldbevolking met het griepvirus besmet. 10 à 20% overleeft de besmetting niet : dat is 2,5 tot 5% van de wereldbevolking.
Niemand weet hoe je te beschermen tegen het virus. In Amerikaanse steden dragen mensen een mondmasker. Theaters gaan dicht, mensen zonder mondmasker mogen niet op de tram.
Grote groepen mensen worden best vermeden, maar wanneer op 11 november de Wapenstilstand bekend wordt gemaakt, gaat iedereen massaal de straat op om dit historische moment te vieren.
De Spaanse griep is het meest dodelijke virus dat de mensheid ooit trof. Hoeveel dodelijke slachtoffers het virus wereldwijd precies maakte, is nooit duidelijk geworden.
De meeste onderzoekers zijn het erover eens dat minstens 50 miljoen mensen eraan gestorven zijn. Sommigen beweren zelfs dat het om minstens 100 miljoen gaat. Alleszins is het duidelijk dat de Spaanse griep meer doden maakte dan de Eerste Wereldoorlog zelf.
In de loop van 1919 doofde de pandemie even snel uit als zij verschenen was. Hoe de griep begonnen was en waarom ze nu plots verdween, wist niemand.
Later onderzochten wetenschappers of het griepvirus startte bij een varkens- of vogelgriep, die muteerde en zich overzette op de mens.
Van overleden Amerikaanse soldaten werden longweefsels onderzocht, die tientallen jaren lang bewaard waren in het Armed Forces Institute of Pathology in Washington.
Andere longweefsels werden gerecupereerd uit de lichamen van overleden griepslachtoffers, die uit de permafrost in Alaska werden opgegraven, o.m. in het dorpje Brevig, waar in 1918 90% van de inwoners aan de griep was overleden.
Ook in het Royal London Hospital vonden onderzoekers nog weefselmonsters uit 1918.
Beetje bij beetje kregen wetenschappers meer inzicht in de pandemie. Zo ontdekte de Britse viroloog John Oxford dat een griepgolf reeds in 1916 talloze slachtoffers had gemaakt in Britse legerkampen in Noord-Frankrijk. Misschien was er een verband met de kippen en eenden die op de plaatselijke markt werden verkocht ?
Bijna 100 jaar na de feiten leek de Spaanse griep verdwenen uit het collectieve geheugen. Dat verandert rond de eeuwwisseling, wanneer in Azië een vogelgriep via varkens ook de mens dreigt te besmetten.Nadat enkele jaren later gevallen worden gemeld, waarbij de vogelgriep zich rechtstreeks op de mens overzet, wordt het pluimvee uit voorzorg massaal gedood.
Wanneer in 2009 de Mexicaanse griep de kop opsteekt – waarbij opnieuw een vogelgriep via varkens mensen besmet - wordt gevreesd voor een pandemie, want net als bij de griep uit 1918 gaat het hier om een H1N1-virus. Gelukkig loopt het zo’n vaart niet.
Sindsdien komt het H1N1-virus wel elk jaar opnieuw terug: de laatste jaren is dit het belangrijkste virus van de jaarlijkse seizoensgriep. Op een of andere manier is de Spaanse griep ook 100 jaar later nog niet helemaal verdwenen…