Van koninklijke toevlucht in WO I tot corrupte verkaveling: het verhaal van Villa Maskens in De Panne
De "dubieuze gronden" die de Koninklijke Schenking in de jaren 70 in De Panne kocht, maken deel uit van de Westhoekverkaveling. Die is voor een deel gebouwd op de plek waar koning Albert I en koningin Elisabeth in WO I hun toevlucht zochten. Vorige zomer haalde VRT NWS dit verhaal van onder het stof. Hieronder kunt u het herlezen.
Residentie Montreal en residentie Imperial op de dijk in De Panne: het zijn 2 doodgewone appartementsblokken met zicht op zee zoals er honderden aan onze kust staan. Een balk en een kubus van glas en beton vlak bij het monument voor Leopold I, omgeven door meters aan andere hoogbouw.
Groot is het contrast met de situatie 100 jaar geleden. Op diezelfde plek stonden toen 4 villa’s, netjes op een rij. Ze vormden de meest westelijke bebouwing van heel België, middenin een uitgestrekt duinengebied op een boogscheut van de grens met Frankrijk.
Sinds 1914 waren het heuse "koninklijke" villa’s nadat niemand minder dan koning Albert en koningin Elisabeth er bij het begin van WO I waren neergestreken. Ze zouden er bijna de hele oorlog blijven en van daaruit over het laatste vrije stukje België regeren.
(Op onderstaande kaart kan u inzoomen op de precieze plek waar de 4 villa's stonden)
Voor dit verhaal legt VRT NWS zijn oor te luisteren bij 3 mannen die deze geschiedenis uitgebreid hebben bestudeerd: professor Jan Velaers, Luc De Munck en José Decoussemaeker. Velaers is een jurist verbonden aan de universiteit van Antwerpen en auteur van het boek "Albert I. Koning in tijden van oorlog en crisis, 1909-1934".
De Munck is oud-archivaris van het Rode Kruis, heeft verschillende werken over WO I en de rol van koningin Elisabeth gepubliceerd en werkt momenteel aan een doctoraat aan de KU Leuven. Decoussemaeker tot slot is na een carrière als ingenieur bij Electrabel natuur- en erfgoedgids in De Panne. Hij is er ook geboren.
Wanneer het Duitse leger België op 4 augustus 1914 binnenvalt, loopt het ons land in geen tijd onder de voet. In Brussel slaat zowel de regering als de koninklijke familie op de vlucht. Albert en Elisabeth trekken eerst naar het koninklijk paleis op de Meir in Antwerpen. Wanneer ook die stad dreigt te vallen, reizen ze door naar Oostende en even later naar Nieuwpoort. Hun 3 kinderen prins Leopold, prins Karel en prinses Marie José brengen ze in het Verenigd Koninkrijk in veiligheid.
Ook in Nieuwpoort zijn de koning en de koningin niet veilig en noodgedwongen trekken ze verder naar het westen. België verlaten is voor hen geen optie: ons land is neutraal in het conflict en ze willen het grondgebied verdedigen. De regering denkt daar anders over en trekt naar Frankrijk.
Uiteindelijk loopt het front vast aan de IJzer nadat Belgische soldaten in Nieuwpoort de sluizen hebben opengezet en grote delen van de IJzervlakte onder water zijn komen te staan. Een klein stuk België blijft zo uit de handen van de Duitsers, zo ook De Panne.
Daar komen Albert en Elisabeth eind oktober na hun lange vlucht aan en zoeken ze een onderkomen. Dat vinden ze in de 4 laatste villa’s op Belgisch grondgebied. Die zijn eigendom van de familie Bortier-Calmeyn die in de 19e eeuw grote stukken duinen in De Panne heeft opgekocht en daar paviljoen Bortier (of villa Calmeyn), villa de Terschueren (of villa Albert I), villa Maskens en villa St.-Joseph heeft gebouwd.
De huizen zijn veelal genoemd naar aangetrouwde familieleden. Het zijn vakantieverblijven zonder stromend water, elektriciteit of verwarming. De rest van het jaar wonen de eigenaars in het binnenland. Door de oorlog hebben ze de wijk naar Frankrijk genomen waardoor de villa's sowieso leegstaan. Op voorspraak van minister van Buitenlandse Zaken Julien Davignon nemen Albert en Elisabeth er in oktober 1914 hun intrek. "Als koekoeksjongen zijn we in het nest van een ander getrokken", schrijft de koningin in haar dagboek.
Het paviljoen Bortier en villa de Terschueren zijn voorbehouden voor onder meer de bewaking, de administratie en de Etat-major. Albert en Elisabeth gaan in de kleine villa Maskens wonen, de 3e in het rijtje. Op het gelijkvloers hebben ze 3 vertrekken, op de eerste verdieping bevinden zich nog eens 3 slaapkamers. Veel comfort hebben ze niet. In de 4e en laatste villa St.-Joseph woont een groep Portugese nonnen die er een schooltje inricht.
Het is hier dat de mythe van Elisabeth als koningin-verpleegster ontstaat. Op wandelafstand van villa Maskens bevindt zich L'Océan. Voor de oorlog was het een hotel, maar nu doet het dienst als hospitaal van het Rode Kruis onder leiding van dokter Antoine Depage. Het groeit uit tot een groot complex met liefst 46 gebouwen voor de verzorging van gewonden van de oorlog. Elisabeth steekt af en toe een handje toe.
Tijdens hun verblijf in villa Maskens krijgen Albert en Elisabeth geregeld hoge gasten over de vloer. De koning is opperbevelhebber van het Belgische leger en ontvangt in die hoedanigheid onder anderen de Franse president Raymond Poincaré, zijn (eerste) minister Georges Clemenceau en de Franse generaals Ferdinand Foch en Joseph Joffre.
Ook koninklijke gasten zakken naar De Panne af. Zo komen de Britse koning George V en zijn zoon en latere koning Eduard VIII bij Albert en Elisabeth op de koffie. Als cultuurminnaar nodigt de koningin daarnaast heel wat kunstenaars en schrijvers uit, zoals Emile Verhaeren, Emile Claus en Alfred Bastien. Tot slot keren ook de prinsenkinderen sporadisch uit het Verenigd Koninkrijk terug om tijd met hun ouders door te brengen.
Albert en Elisabeth hebben ook oog voor de lokale bewoners. De plaatselijke kapper komt aan huis en samen volgen ze af en toe Nederlandse les. De koning maakt vaak lange wandelingen door de duinen waar hij met toevallige voorbijgangers een praatje slaat. Het koningspaar woont voorts geregeld de mis bij in de koninklijke kapel vlak bij villa Maskens. Na de oorlog zullen Albert en Elisabeth met een zekere nostalgie aan hun tijd in De Panne terugdenken. Ondanks de oorlog leiden ze er een relatief normaal bestaan als man en vrouw, zonder strikt protocol of plichtplegingen.
In de zomer van 1917 krijgt De Panne steeds meer te lijden onder Duitse bombardementen. Bovendien groeit de vrees dat het Duitse leger een doorbraak richting Duinkerke in Frankrijk zal forceren. Albert en Elisabeth nemen het zekere voor het onzekere en verhuizen naar kasteel Sint-Flora in De Moeren, een dorp dat vandaag deel uitmaakt van Veurne. Daar blijven ze tot de volgende zomer, hoewel ze af en toe nog in villa Maskens verblijven.
Op 31 juli 1918 keren Albert en Elisabeth naar villa Maskens terug. De krijgskansen zijn aan het keren en De Panne geldt opnieuw als veilig gebied. Al de hele oorlog is de koningin door fotografie bezeten en legt ze haar dagelijkse leven op tal van kiekjes vast. In augustus 1918 gaat ze een stap verder en richt ze een doka of donkere kamer in 1 van de andere villa’s in om haar foto’s zelf te ontwikkelen en te bewerken.
In de herfst van 1918 weet het Belgische leger de Duitsers steeds verder terug te dringen. Op 24 oktober neemt het koningspaar zijn intrek in het kasteel van Loppem om minder dan een maand later een triomfantelijke intrede in Brussel te maken. WO I is officieel voorbij.
Opvallend: Elisabeth keert vrijwel meteen hierna naar villa Maskens terug. Ze blijft er tot februari 1919. De koningin heeft altijd al een zwakke gezondheid en wil er op krachten komen. Bovendien zijn er aanwijzingen dat ze een miskraam heeft gekregen en dat ze moet aansterken. Ze is dan 42.
Korte tijd later dragen de koning en de koningin de 4 villa’s in De Panne weer aan hun oorspronkelijke eigenaars over. Toch is dat niet het einde van het verhaal. Wanneer Duitsland België in 1940 een tweede keer binnenvalt, herhaalt de geschiedenis zich. Elisabeth vlucht opnieuw naar het westen en belandt opnieuw enige tijd in villa Maskens. Ze is dan weduwe want Albert is in 1934 overleden. Uiteindelijk keert ze naar Brussel terug waar ze de rest van WO II verblijft.
(Video onder: in 2000 vertelt Leon Maskens hoe hij in 1940 koningin Elisabeth ontmoette in villa Maskens die toen in handen van zijn grootmoeder was. In de achtergrond staat residentie Montreal.)

Tijdens de oorlog bouwen de nazi's verschillende bunkers in De Panne als onderdeel van de beruchte Atlantikwall. Wanneer ze die op het einde van de oorlog dynamiteren, moeten ook de koninklijke villa’s eraan geloven. Van de eens zo elegante huizen blijven enkele ruïnes over.
Na de oorlog ruimen de autoriteiten de resten van de bunkers stukje bij beetje op. Tegen 1970 zijn ook de ruïnes van de koninklijke villa's verdwenen. Intussen broedt burgemeester Raf Versteele (CVP) van De Panne op grootse plannen: ten westen van de bestaande bebouwing wil hij een gloednieuwe verkaveling neerpoten met tientallen appartementsgebouwen en nog meer villagronden. Het project staat bekend als de Westhoekverkaveling.
Ondanks protest van milieubewegingen, krijgt de Westhoekverkaveling groen licht. Die komt op zich legaal tot stand, maar Versteele maakt zijn handen vuil. Hij knijpt een oogje dicht wanneer bouwpromotoren kostbaar duinenzand afgraven en verkopen. In ruil ontvangt hij voor miljoenen franken aan steekpenningen. Diezelfde bouwpromotoren nemen daarnaast een loopje met de bouwvoorschriften waardoor vele appartementsblokken meer bouwlagen hebben dan is goedgekeurd. In 1979 moet Versteele opstappen. Even later wordt hij onder meer wegens corruptie veroordeeld.
(Video onder: op 31 maart 1972 gaat "Panorama" langs in De Panne om met voor- en tegenstanders van de Westhoekverkaveling te praten die op dat moment in volle ontwikkeling is. Burgemeester Versteele verdedigt het project met hand en tand.)

In de periferie van de Westhoekverkaveling verrijzen ook de appartementsblokken Montreal en Imperial precies op de plek waar ooit het paviljoen Bortier, villa de Terschueren en villa Maskens stonden. Montreal is klaar in 1977, Imperial in 1986. Met 7 tot 9 verdiepingen herinneren de mastodonten vandaag aan een bijzonder netelig hoofdstuk uit de geschiedenis van België. Bovenal markeren ze de plek waar Albert en Elisabeth in de donkerste uren van WO I hun hakken in het zand zetten.