Het stroomtekort: waar zijn de vervangers van de kernreactoren?
Om onze kerncentrales te vervangen zijn er andere grote centrales, onder meer op gas. Maar van die grote centrales die dag en nacht kunnen draaien, zijn er de afgelopen jaren maar liefst 10% verdwenen. Daardoor slagen we er almaar moeilijker in onverwachte pannes in onze kerncentrales op te vangen.
Het is een helse uitdaging waarmee Engie Electrabel is geconfronteerd sinds het de ene na de andere kernreactor zag uitvallen. Hoe vervang je 5.000 megawatt verdwenen capaciteit, goed voor 40% van onze stroomproductie?
"Zet de stilgelegde gascentrales maximaal open en gebruik je strategische reserve tot op de limiet", was de reactie van verschillende partijen. Alleen: die strategische reserve - een kleine groep gascentrales die pas worden aangezet als we echt in stroomnood raken- was er op dat moment al niet meer. De centrales zouden tijdens de winter sowieso volop draaien, op ééntje na. Onze reserves waren op. Omdat onze marges de afgelopen 20 jaar almaar zijn versmald.
Partijen riepen op om de strategische stroomreserve maximaal in te zetten. Alleen: die bestond niet meer.
En dat heeft alles te maken met de dieperliggende oorzaak van deze energiecrisis: de blijvende onduidelijkheid over de kernuitstap. Die sleept al 15 jaar aan, sinds 2003. Toen besliste de toenmalige Paars-groene regering dat al onze kernreactoren na 40 jaar dicht moesten.
Dat leek duidelijk. Tot de opeenvolgende regeringen de ene na de andere bocht begonnen te maken, vooral uit vrees voor stroomtekorten. Zekerheid of die kerncentrales echt zouden sluiten kwam er nooit.
En die onzekerheid werd bevestigd: in 2015 moest Tihange 1 na 40 jaar dienst als eerste dicht. Maar de regering Di Rupo besliste om dat niet te doen. Tihange 1 werd met tien jaar verlengd. En net voor Doel 1 en Doel 2 dicht moesten, in het voorjaar en de herfst van 2015, besliste de huidige regering Michel ze ook langer open te houden: ook 10 jaar erbij. Er moesten dus eigenlijk al 3 van onze kernreactoren dicht zijn. Maar in de realiteit zijn die allemaal open gebleven.
Concurrenten konden dus niet met nieuwe centrales in het gat springen dat de nucleaire centrales hadden achtergelaten. Het gat was er gewoon niet. De kernreactoren bleven voortdraaien, ons energielandschap raakte compleet bevroren. Alleen met groene energie ging het steil bergop. Maar die volstaat niet. Groene energie kan niet altijd de elektriciteit leveren die kerncentrales kan vervangen.
In 2015 moesten al drie van onze kernreactoren gesloten worden. Maar onze regeringen hielden ze alle drie 10 jaar langer open.
De grootste slachtoffers van dat wispelturige beleid zijn de klassieke thermische stroomcentrales. Die thermische centrales zijn eigenlijk gigantische hogedrukstoomketels waarin water wordt verhit tot stoom. Die stoom laat turbines draaien, waarmee dan via een alternator elektriciteit wordt gemaakt. Het verhitten van die stoom gebeurt met olie, steenkool, bruinkool, gas, biomassa (hout of huishoudelijk en industrieel afval). Of door kernsplitsing.
Die thermische centrales staan onderling in scherpe concurrentie, omdat ze allemaal in staat zijn om 24 uur op 24 stroom te leveren. Maar gascentrales zijn duurder dan kerncentrales. Ook biomassa is duurder. En steenkoolcentrales zijn ongewenst, omdat ze veel te vervuilend zijn. Het gevolg is dat niemand meer investeert in grote thermische centrales.
(lees verder onder de foto van de afgeschoten biomassacentrale in Gent)
De afgelopen 15 jaar zijn er maar liefst 10% van onze thermische centrales verdwenen.
En dat laat zich voelen: de afgelopen 15 jaar is het park van de thermische centrales in ons land met maar liefst tien procent gedaald, zo blijkt uit een recent overzicht van hoogspanningsnetbeheerder Elia. Zo gingen bijvoorbeeld alle steenkoolcentrales dicht. Een aantal zijn intussen al gesloopt. Amercoeur, Awirs, Kallo, Mol, Monceau, Péronnes, Rodenhuize, Ruien, Schelle,… in totaal verdween er zo maar liefst 3000 megawatt aan capaciteit. Dat zijn drie grote kerncentrales.
Onder meer ook omdat onze overheden niet erg positief staan tegen de ombouw van die steenkoolcentrales tot groenere biomassa-eenheden. Zo werd Ruien, dat al gedeeltelijk op houtafval draaide, begin dit jaar gesloopt. Ruien was zo groot als Doel 1 en 2 samen. Ook Langerlo ging verloren: nog eens halve kerncentrale weg. En de gloednieuwe biomassacentrale van BEE in de Gentse haven die op houtschilfers zou draaien werd afgevoerd: 250 megawatt eruit. De reden: biomassa slorpt veel te veel subsidies op.
Intussen kregen de overgebleven gascentrales het almaar moeilijker: er werd amper nog geïnvesteerd in hun onderhoud, de ene na de andere centrale werd stilgelegd. Eind vorig jaar nog, tijdens de discussies over het energiepact, waarschuwde hoogspanningsnetbeheerder Elia dat er de komende jaren nog ettelijke gascentrales zouden verdwijnen, omdat ze gewoon niet genoeg opbrengen, te verouderd zijn of aan het eind van hun levensduur zitten. We zouden er minstens negen nieuwe nodig hebben om onze kernreactoren te vervangen.
Als we niet oppassen, verliezen we tegen 2025 60% van onze grote stroomcentrales
Want als we niet oppassen, verliezen we in 2025 bij de sluiting van onze kerncentrales tegenover 2003 maar liefst 60% van onze thermische centrales. Omdat er tegen dan, bovenop onze kernreactoren, in totaal netto 2.000 megawatt aan grote gas- en steenkoolcentrales is verdwenen. Centrales die op vol vermogen in staat zijn 17% van onze stroomproductie te dekken. Samen met de elektriciteit die onze kerncentrales maken, betekent dit dat we maar liefst 68% van onze binnenlandse stroomproductie zouden kwijtspelen in 2025. De wet op de kernuitstap heeft daarmee in de praktijk geleid tot een totaal omgekeerd effect: in plaats van extra centrales erbij vielen er extra centrales weg.
Er werden weliswaar wel wat nieuwe gascentrales gebouwd, maar die konden het zware verlies aan andere thermische centrales niet opvangen. Met die nieuwe gascentrales ging het trouwens bijzonder slecht. De meesten, zoals T-Power in Tessenderlo, bleven er ongebruikt bijliggen omdat ze niet konden opboksen tegen de goedkope stroom uit de kerncentrales of uit de buitenlandse steenkoolcentrales. Gas was als brandstof gewoon te duur. En bovendien kregen de gascentrales ook nog de concurrentie van de groene stroom. Als er veel wind- en zonnestroom aankwam gingen de gascentrales als eerste uit, omdat ze veel flexibeler zijn dan kerncentrales: je kan er namelijk heel snel letterlijk wat meer of minder gas mee geven
Gascentrales zitten momenteel tussen de hamer van de kerncentrales en het aambeeld van de groene stroom.
Een te dure brandstof, geen uitzicht op de productie van basiselektriciteit omdat die weggesnoept werd door nucleaire en buitenlandse steenkoolcentrales, inkomsten die puur afhankelijk werden van de grillen van de wind en de zon en een blijvende onzekerheid of ze ooit wel in het gat van de kerncentrales zouden kunnen springen door de voortdurend weifelende houding van onze regeringen over de kernuitstap: het maakte dat niemand nog bereid was geld neer te tellen voor een nieuwe gascentrale. Het deed onder meer Essent in 2011 besluiten te stoppen met zijn plannen voor een nieuwe gascentrale in Genk. “De 500 miljoen euro voor de gasgestookte centrale in Genk wordt aangewend voor het bouwen van een gelijksoortige gascentrale in Moerdijk op 100 kilometer van Genk, in Nederland”, lichtte de toenmalige CEO van Essent toe. Ook NUON, EON en SPE Luminus, die al terreinen hadden klaarliggen voor nieuwe centrales borgen hun plannen op. In totaal verdwenen zo 5 grote centrales.
Er was maar één mogelijkheid om een al te radicale afbouw van de gascentrales tegen te houden: ze openhouden met subsidies. Het kwam erop neer dat onze regering de stroomproducenten elk jaar contracteerde om een aantal van hun onrendabele gascentrales die op het punt stonden te sluiten tóch stand-by te houden, voor het geval we in ernstige stroomtekorten zouden komen. Daarvoor kregen die producenten subsidies.
Maar eind vorig jaar begon de moeilijke situatie van de gascentrales te veranderen. Ten goede, omdat de stroomprijzen begonnen te stijgen. Zo fors dat de gascentrales opnieuw wat rendabel werden. Rendabel genoeg om de stilgelegde terug aan te zetten, maar absoluut niet rendabel genoeg om nieuwe te bouwen. Eén na één kwamen onze gascentrales opnieuw in bedrijf. Zelfs de oudere en minder efficiënte, zodat een strategische reserve niet meer nodig was. De inkomsten uit de verkochte elektriciteit waren interessanter dan de subsidies van de overheid. Onder meer daarom besliste minister Marghem deze winter geen strategische reserve meer aan te leggen: er waren gewoon geen gascentrales meer ter beschikking. Ze zouden sowieso allemaal draaien. Op ééntje na: een middelgrote gascentrale in Vilvoorde.
Zowat al onze gascentrales gingen deze winter sowieso draaien. Marge is er dus niet meer.
Bovendien was het bijna zeker dat het overgrote deel van het nucleaire park ook de komende winter stroom zou leveren. Die tien procent afgebroken thermische centrales zouden het verschil niet maken: ze konden probleemloos opgevangen worden door wat extra stroom te importeren. Zelfs de melding van Electrabel dat Doel 1 en Doel 2 langer onbeschikbaar zouden zijn, tot in december, verontrustte de overheid niet. Net als onze hoogspanningsnetbeheerder Elia: die wees erop dat de marges wel krap aan het worden waren, maar dat we de winter ook zonder Doel 1 en Doel 2 wel zouden kunnen doorkomen. Tot dan plots ook Tihange 2 en 3 wegvielen. En de zorgen over een stroomtekort opnieuw de kop opstaken. Want we hebben alleen nog maar een park van oudere gascentrales ter beschikking, een park dat bovendien 10% kleiner is dan 15 jaar geleden, begon iedereen zich te realiseren.
Het is tegen deze achtergrond dat we dus een gat van 1600 à 1700 megawatt moeten dichtrijden. Op de eerste plaats Engie Electrabel, dat als grootste stroomproducent op onze markt als geen ander besefte hoe moeilijk dat zou worden. Het wist meteen dat zijn overgebleven stroomcentrales dat gat onmogelijk zouden kunnen dichten. En dat er bij de concurrentie amper nog extra centrales te versieren vielen.
Electrabel slaagde erin ruim 1.100 megawatt extra stroom te verzamelen. Maar we hebben er wel 1.600 nodig om een strenge winter door te komen.
Toch kwamen minister van Energie Marghem en Electrabel al heel snel met een geruststellend bericht. Er was blijkbaar al meteen 750 megawatt gevonden, na amper vier dagen. Marghem speelde dat trots uit. Maar Electrabel was opvallend koeler. Het liet weten dat het vergunningen nodig had voor zijn noodstroomgroepen. Noodgeneratoren op diesel of gas dus, die extra zouden gekoppeld worden aan het hoogspanningsnet: het toonde aan hoezeer Electrabel én onze overheden al op het tandvlees zaten in hun zoektocht naar nieuwe stroom.
Maar het lukte. In totaal heeft Electrabel zelfs al 1.143 megawatt bij mekaar gekregen. En er zitten er nog eens 37 in de pipeline. Aangevuld met nog eens 54 megawatt die Edf Luminus extra uit zijn gasturbines in de centrale van Ham bij Gent haalt, staat de teller nu op 1.198 megawatt. Maar de bodem lijkt bereikt. Er is niets meer over. En we hebben nog minstens 400 megawatt nodig.
Vandaar dat er almaar meer gedacht wordt aan stroomboten. Dat zijn drijvende energiecentrales op omgebouwde vrachtschepen. Ze worden al eens ingezet in ontwikkelingslanden. Energiedeskundigen zoals Ronnie Belmans vinden dit beschamend: “Eigenlijk zijn we op elektriciteitsgebied stilaan aan het verwateren tot een ontwikkelingsland” zo verklaarde hij eind oktober nog in ons journaal, “Sinds 20 jaar is er geen energiepolitiek, en dit is daar een gevolg van”.
Bekijk hier de reportage over de stroomschepen.