75 jaar geleden: "Go for the docks", de Antwerpse haven in geallieerde handen
Voor de geallieerden wordt de verovering van Antwerpen na D-day steeds meer een hoofddoel. De aanvoer van mensen en middelen naar het front wordt steeds moeizamer, er is dringend nood aan een grote, goede haven, dicht bij de eerste linies.
Dit is een bijdrage van Frank Seberechts. Hij is een specialist van de geschiedenis van de Vlaamse beweging, het Vlaams-nationalisme en België tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zijn laatste boek, "Vechten voor Vrede. Antwerpen 1944-45" gaat over de bevrijding van Antwerpen en de moeilijke maanden die volgden en is geschreven in opdracht van het Vredescentrum van de provincie en de stad Antwerpen. Eindredactie en illustratie: Jan Ouvry. Meer over Antwerpen tijdens de Tweede Wereldoorlog vindt u hier.
Een dag na de bevrijding van Brussel, op 4 september 1944, rukken Britse pantsertroepen op naar het noorden, in de richting van Antwerpen. De Britse luitenant-generaal Brian Horrocks beveelt aan zijn officieren: “De dokken. Ga recht naar de dokken van Antwerpen en tracht ze te veroveren voor de Duitsers grootschalige vernielingen kunnen aanrichten.”
De stad moet een belangrijke rol spelen als aanvoerhaven voor soldaten, wapens, munitie en allerhande voorraden die nodig zijn voor de definitieve aanval op Duitsland. De Franse havens zijn nog in Duitse handen of zijn grondig verwoest.
In de ochtend van 4 september naderen de eerste tanks Breendonk. Daar worden ze opgewacht door ingenieur Robert Vekemans, een verzetsman die op eigen houtje de buurt heeft verkend. Hij heeft ontdekt dat de Duitse troepen de meeste bruggen over de Rupel en het kanaal naar Brussel hebben ondermijnd. Maar een kleine wipbrug hebben ze over het hoofd gezien.
Vekemans kan het vertrouwen winnen van de commandant van de Britse colonne, majoor Dunlop. Hij leidt de tanks via de kleine brug naar de overkant, waar ze de Duitse soldaten in de rug aanvallen. De tanks slagen erin de bruggen onbeschadigd te veroveren, op één na. Daarmee ligt de weg naar Antwerpen wijd open. De Britse pantsers rukken op naar de havenstad. Kort voor de middag bereiken ze de stadsrand.
De stad wordt verdedigd door een zwakke Duitse troepenmacht. De bevelhebber generaal-majoor Christoph Graf zu Stolberg-Stolberg beschikt over ongeveer 17.000 militairen en hulptroepen met weinig ervaring en middelen. In de voorbije weken en maanden hebben ze getracht een verdedigingslinie uit te bouwen, met onder meer mijnenvelden, een antitankgracht en wegversperringen, maar die is nog lang niet voltooid.
Pogingen om de haveninfrastructuur te ondermijnen zijn door het verzet grotendeels verijdeld. De verschillende verzetsgroepen staan paraat om hun deel van de bevrijding van de stad op zich te nemen. Er is wel haast geen samenwerking tussen de verzetsbewegingen. Er is wederzijds wantrouwen en na-ijver, terwijl de Duitsers er einde augustus nog in slagen Norbert Laude, een belangrijk leidersfiguur binnen het verzet, op te pakken.
Wanneer de Britten aan de Boomsesteenweg de stad willen binnenrukken, stuiten ze op een Duits konvooi. Het komt tot een vuurgevecht, dat door de buurtbewoners vanop de balkons en achter de vensters wordt gadegeslagen. De Britten breken de Duitse weerstand en trekken de stad in.
Ook elders ruimen de pantsers de Duitse versterkingen op. De bevrijders trekken naar het stadscentrum onder leiding van luitenant-kolonel David Silvertop. Op zijn tank nemen verschillende verzetsleiders plaats. De pantserwagens worden geestdriftig onthaald door de Antwerpse bevolking, wat de militaire handelingen niet altijd ten goede komt.
De pantserwagens richten zich op verschillende doelen in de stad. Een eerste kolonne volgt de rechteroever van de Schelde, in de richting van de voetgangerstunnel en de voertuigentunnel. De toegangen worden vrij snel veroverd, maar door beschadigingen en wegens de Duitse bezetting van de linkeroever blijven de tunnels voorlopig buiten dienst.
Andere eenheden trekken naar het Stadspark, waar zich de Duitse commandobunker bevindt. Gesteund door het verzet zetten de Britten de aanval in op het park. Na enkele uren van hardnekkige strijd geeft generaal zu Stolberg-Stolberg zich over. Hij wordt samen met zijn manschappen krijgsgevangen genomen. Ook in de rest van de stad geven de Duitse verdedigers zich massaal over of slaan ze op de vlucht. Alleen de Feldkommandantur op de Meir biedt nog lange tijd verzet.
Een getuige noteert in zijn dagboek over deze bewogen dag: “Onderwijl werd er gedurig geschoten vanuit het Park, in de richting van de Stoopstraat, waar de Witte Brigade moet zitten. Vóór het beeld van Leys ligt een dode. Een buitgemaakte Duitse auto rijdt voorbij, met mannen van de Witte Brigade: meestal bandietentronies, in overall met Belgische armband en met zware revolvers bewapend. Aan alle huizen (of toch bijna) wapperen reeds Belgische, hier en daar ook Franse en Engelse vlaggen. Vele wandelaars dragen Belgische kokardes, zelfs bekende Duitsgezinden […] Op de Meir weinig volk op straat, des te meer in de balkons: ze kijken in de richting van de Huidevettersstraat. Op de hoogte van het Koninklijk Paleis waarschuwen de mensen me, dat er verderop nog wordt gevochten. Dan pas merk ik dat er van tijd tot tijd vuurstralen komen uit vensters van de Feldkommandantur (Caisse Hypothécaire), gericht op de Beurs en Twaalfmaandenstraat, waar de Witte Brigade zou verschanst zitten.” Tenslotte komt er een Britse pantserwagen aan te pas om met een aantal welgemikte schoten de Duitse weerstand te breken.
Het belangrijkste doel blijft echter de haven. Het verzet komt daar al in de voormiddag van 4 september in actie. Op aanwijzing van inlichtingsagenten worden bevelen gegeven om alle bruggen neer te laten en vast te zetten, de stroom af te sluiten en desnoods het mechanisme te vernielen.
Het bedieningspersoneel wordt naar huis gestuurd. Zo kan een schip dat geladen is met springstoffen niet meer worden ingezet. Bovendien verzekeren deze maatregelen de toegang tot de haven over land zodat militaire voertuigen op korte tijd vitale plaatsen kunnen bereiken
Het loodswezen valt in de namiddag bij de eerste schermutselingen in handen van het verzet. De Bonapartesluis wordt onbeschadigd ingenomen. Daarna volgen het Eilandje en de rechterzijde van het Houtdok, het Kempisch dok en het Asiadok. Aan de Kattendijksluis verjagen drie Britse tanks de Duitse bewakers in de namiddag, waarna verzetslui de bewaking van de onbeschadigde sluis op zich nemen.
De Royerssluis wordt in de voormiddag nog intensief gebruikt door schepen van de Duitse Wehrmacht. Na het vertrek van het laatste Duitse marineschip sluit de sasmeester de midden- en de benedendeuren van de sluis. De Duitsers schieten dan vier met benzine geladen tankschepen die in de sluis liggen in brand, wat het staketsel en de muren van de sluis beschadigt. Voorts blazen ze de bovendeuren van de sluis op, waarna ze wegtrekken. Op een kort bezoek van een Britse tank en enkele verzetslui na, blijft de sluis onbewaakt achter. Aan de belangrijke Kruisschanssluis vernielen de Duitsers rond drie uur ’s namiddags drie van de vier deuren. Die kunnen echter de druk van het water blijven weerstaan, waardoor het water slechts langzaam uit de dokken wegstroomt. Voorlopig blijft deze sluis buiten het bereik van de geallieerde troepen en het verzet.
’s Avonds zijn het stadscentrum en de oude haven grotendeels in handen van de Britten en het verzet, waarbij vooral de Nationale Koningsgezinde Beweging (NKB), het Geheim Leger en de Patriottische Milities zich hebben onderscheiden. Maar de pantsers weigeren verder op te rukken. Alle Scheldekaaien vanaf de petroleumpier tot hangar 29 zijn beschadigd, maar de petroleuminstallaties en de stedelijke droogdokken hebben weinig geleden.
In de loop van de nacht van 4 op 5 september zetten Duitse eenheden een kort maar hevig offensief in, ter hoogte van de Royerssluis. De Britten staan op het punt zich uit de haven en zelfs uit de stad terug te trekken, maar de leiders van het verzet kunnen hen overtuigen mee in de tegenaanval te gaan. Ze houden de Duitsers tegen aan het Amerikadok en het Lefebvredok. Rond halfacht ’s ochtends heroveren ze de Royerssluis. Later volgen het Noordkasteel en de Hogere Zeevaartschool. Het verzet rukt op naar de Havendokken en het Leopolddok. De Patriottische Milities voeren zuiveringsoperaties uit nabij het Kattendijkdok. De Duitsers verlaten de Kruisschanssluis op 5 september rond één uur ’s middags. Daarop bezetten burgers die in de buurt wonen de sluis, samen met inwoners en verzetslui van Oorderen en Wilmarsdonk. Rond zes uur ’s avonds stoten Britse tanks door tot aan de sluis.
Het zal nog enkele dagen duren eer de haven definitief in geallieerde handen is. Intussen wordt de opmars van de geallieerde legers gestuit door het Albertkanaal. Daar vormen de Duitsers een nieuwe verdedigingslinie. Het duurt tot einde september eer Canadese en Britse troepen erin slagen om over het kanaal te geraken. Merksem en Ekeren blijven zo nog tot begin oktober in Duitse handen.
De Duitse strategie is erop gericht het gebruik van de haven zo lang mogelijk te belemmeren. Dat lukt voorlopig aardig. De monding van de Schelde blijft immers onder Duitse controle. Zolang de Duitse troepen niet verjaagd zijn uit Zeeuws-Vlaanderen en Zeeland, blijft de toegang tot de haven versperd. Het zal nog maanden duren eer de geallieerde legers de haven van Antwerpen kunnen gebruiken.
Intussen laten de Sinjoren het niet aan hun hart komen: hun stad is grotendeels bevrijd. Al van bij de intocht van de tanks is het in de stad een chaos van feestende, vechtende, plunderende en wraakzuchtige burgers. Op de toren van de kathedraal wappert vanaf 14 uur de Belgische vlag, nog voor de verovering van de stad door de geallieerden een feit is. De bevrijders worden onthaald met fruit, sigaren, drank, bloemen en kussen. Kinderen bedelen bij de ‘Tommies’ om handtekeningen of chocola. Tientallen toeschouwers klauteren op de pantserwagens en rijden in triomf mee, ondanks het gevaar dat ze eraf vallen of dat Duitse soldaten en scherpschutters hen onder vuur kunnen nemen.
Ordeloze groepen plunderaars en vandalen breken de huizen van verschillende collaborateurs open, stelen wat ze kunnen gebruiken en vernielen de rest. De inboedel van het huis van de collaborerende burgemeester Jan Timmermans wordt al om vijf uur in de namiddag naar buiten gesleurd, geplunderd of aan stukken gegooid en in brand gestoken. Ook kantoren van Duitse instanties en van collaboratiebewegingen moeten eraan geloven. Vanop Linkeroever worden meermaals granaten en geweerkogels afgevuurd, die voor slachtoffers zorgen aan de overzijde van de stroom. Er vallen verschillende doden en een resem gewonden, onder meer op de terrassen aan de rechter Scheldeoever.
’s Avonds op 4 september vergaderen de belangrijkste verzetsorganisaties voor het eerst samen, in de ambtswoning van de gouverneur. Daar worden de belangrijkste maatregelen besproken voor de nacht en de volgende dagen. Schepen Emile Van Put wordt voorlopig burgemeester, maar hij moet rekening houden met de eisen van het verzet en van de geallieerde legeroverheid. Maar de eerste stappen op weg naar een normalisering lijken hiermee gezet.