18 tot 24 maart 1945: Nazirijk in het nauw tussen Rijn en Oder
In deze reeks geven we elke week een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen in het laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog. Hitlers Derde Rijk raakt nu echt in zware moeilijkheden. Zowel ten oosten van de Oder als ten westen van de Rijn is alle Duitse verzet opgeruimd, op enkele ingesloten vestingen na. En de geallieerden zijn meteen aan de oversteek van de Rijn begonnen.
De geallieerden zijn nu volledig de baas ten westen van de Rijn. De Duitse verdediging in de driehoek tussen de Rijn, de Moezel en de Saar is ingestort als gevolg van de aanval van het Derde Amerikaanse Leger van generaal Patton.
Op 18 maart viel Koblenz, aan de samenvloeiing van Moezel en Rijn, in Amerikaanse handen. De dag daarop bereikten Amerikaanse tanks de Rijn bij Worms, 100 km zuidelijker. Nog een dag later, de 20e, viel de belangrijke stad Mainz in handen van het Derde Leger, net als de industriestad Kaiserslautern.
Diezelfde dag voerde de Duitse Luftwaffe – die met brandstoftekorten kampt – voor het eerst sinds lang nog een luchtaanval uit: 300 Duitse vliegtuigen (waaronder Me 262-straaljagers) vielen de Amerikaanse marscolonnes aan. Ze veroorzaakten weinig verliezen, terwijl ze zelf vaak het slachtoffer werden van de Amerikaanse luchtafweer en jachtvliegtuigen.
Intussen is langs de Saar aan de Frans-Duitse grens het Zevende Amerikaanse Leger onder generaal Patch erin geslaagd door te breken. Het laatste stuk van de Duitse Westwall (of “Siegfriedlinie”) heeft het begeven.
Door de bevrijding van Wissembourg, in het uiterste noorden van de Elzas, zijn op 19 maart de laatste Duitse troepen uit Frankrijk verdreven (op enkele vestingen aan de kust na). De dag daarop viel de belangrijke Duitse industriestad Saarbrücken. Het Saarbekken, met zijn grote kolen- en staalproductie, is voor het naziregime verloren.
De legers van Patton en Patch hebben door hun voortgang delen van de Duitse legers ingesloten. De rest probeert zich te redden door de Rijn over te steken, hoewel Hitler daarvoor nog altijd geen toestemming gegeven heeft. Maar de bevelvoerende Duitse generaal heeft zelf de SS-legerkorpsen bevel gegeven zich terug te trekken.
De laatste bruggen over de Rijn zijn op 23 maart opgeblazen. De dag daarop zijn de Rijnsteden Speyer en Ludwigshafen veroverd door Pattons troepen.
De Duitse Wehrmacht heeft bij die gevechten in een paar weken strijd naar schatting 110.000 man verloren. De meesten werden krijgsgevangen gemaakt nadat ze waren ingesloten. Velen die wel konden ontkomen, hebben hun wapens moeten achterlaten.
Duitsers ten oosten van de Oder weggeveegd
Ook in Oost-Pommeren (het Duitse kustgebied ten oosten van de Oder) is de afgang van de Wehrmacht compleet.
Op 18 maart is de havenstad Kolberg (Pools: Kołobrzeg) gevallen na een twee weken lang beleg door Sovjettroepen. Twee dagen nadat de Duitse verdedigers teruggedrongen waren tot in de haven, gaven de laatste 2000 Duitse militairen in de stad zich over. Zowat 40.000 anderen waren, net als circa 70.000 burgers uit de streek, over zee geëvacueerd.
Kolberg zelf is één grote ruïne, onder meer door massale beschietingen door Katjoesja-raketten uit “stalinorgels”.
Nazi-propagandaleider Goebbels heeft belet dat de val van Kolberg in het officiële Wehrmachtbericht is vermeld en de Duitse pers zwijgt er dan ook over. Goebbels had nog geen twee maanden eerder een film laten uitbrengen over de succesvolle verdediging van Kolberg tegen de troepen van Napoleon in 1807. De film had de Duitse strijdlust moeten aanwakkeren…
Aan de monding van de Oder heeft het Derde Duitse Pantserleger onder generaal von Manteuffel (dezelfde die het beleg van Bastenaken leidde) tot 21 maart kunnen standhouden. Toen zijn de laatste troepen van de oostelijke oever geëvacueerd. De gehele oever is nu in handen van het Rode Leger.
In het enorme gebied ten oosten van de Oder dat de Duitsers de voorbije maanden hebben moeten opgeven, houden alleen nog maar enkele vestingen stand. Het zijn de havensteden Gdynia, Danzig en Koningsbergen en het helemaal omsingelde Breslau, plus de Legergroep Koerland in een deel van Letland.
Het Rode Leger heeft intussen de aanval op Danzig (Pools: Gdansk) ingezet. Die stad wordt door enkele tienduizenden soldaten verdedigd, maar er zitten ook zo'n half miljoen burgers, meestal vluchtelingen, en honderdduizend gewonde soldaten.
Hitler beveelt “verschroeide aarde”
Alle militaire, industriële, transport- en communicatie-installaties in Duitsland moeten worden vernietigd als ze dreigen in handen van de vijand te vallen.
Dat staat in een besluit dat Hitler op 19 maart heeft uitgevaardigd. Fabrieken, magazijnen, bruggen, wegen, communicatiemiddelen, zelfs schepen en locomotieven, niets mag ongeschonden worden achtergelaten. De militaire bevelhebbers staan in voor de uitvoering en de nazi-gouwleiders moeten erop toezien dat het gebeurt.
Het is de oude “tactiek van de verschroeide aarde”. Maar in een dichtbevolkt industrieland als Duitsland moet dat voor de bevolking een ramp betekenen.
Minister van bewapening Speer, die de maatregel zag aankomen, heeft er zich sterk tegen verzet. In een nota aan de Führer heeft hij erop gewezen dat een nederlaag onvermijdelijk is, maar dat er daarna “een basis voor het bestaan van ons volk” moet overblijven. “Wij hebben het recht niet om in dit stadium van de oorlog verwoestingen aan te brengen waardoor het leven van het volk in gevaar kan komen.”
Maar Hitler hecht daar geen belang aan. “Als de oorlog verloren is, gaat ook het volk ten onder”, zei hij tegen Speer. Met het overleven van het Duitse volk hoeft geen rekening te worden gehouden. Het mag integendeel verdwijnen “omdat dit volk zwakker zal zijn gebleken en de toekomst uitsluitend zal toebehoren aan het sterkere volk uit het oosten (de Russen). Bovendien zullen diegenen die na de strijd overblijven de minderwaardigen zijn, want de goeden zijn allen gedood.”
Speer doet zijn best om het bevel te negeren of te omzeilen. Bij de evacuatie van het Saarbekken liet hij weten dat de fabrieken aldaar onbruikbaar moeten worden gemaakt, maar niet vernietigd. Duitsland moet ze nog kunnen gebruiken als ze worden heroverd…
Vier dagen na Hitler heeft zijn secretaris en rechterhand Martin Bormann een nog onmenselijker bevel gegeven. Alle mensen die verblijven in gebieden die door de vijand bedreigd zijn, moeten naar het midden van Duitsland worden overbracht. Ze moeten dat doen te voet en zonder dat er voedsel of accommodatie om ze op te vangen voorzien is.
Hitler feliciteert piepjonge soldaten
Op 19 maart heeft Hitler twintig leden van de Hitlerjugend begroet die gedecoreerd zijn met het IJzeren Kruis. De jongens hadden zich onderscheiden in de gevechten tegen het Rode Leger in Silezië. Daar hebben de Duitsers in het begin van de maand een paar succesvolle tegenaanvallen gedaan, waarbij de stad Lauban heroverd werd.
In principe moeten alle Duitse mannen vanaf 16 jaar vechten in de Volkssturm, maar sommigen zijn jonger.
De jongste gedecoreerde is de 12-jarige Alfred Czech, die bij gevechten in zijn dorp een aantal gewonde Duitse soldaten redde.
Beelden van de plechtigheid worden vertoond in het wekelijks filmjournaal (Deutsche Wochenschau) van 22 maart. Die toont een duidelijk verouderde Hitler. De jongens werden voorgesteld door de leider van de Hitlerjugend, Artur Axmann.
Volgens het commentaar heeft de Führer hen “in zijn hoofdkwartier” ontvangen. Waar dat zich bevindt, is zoals steeds niet bekendgemaakt. De ontvangst vond plaats in de tuin van de Rijkskanselarij in Berlijn.
Opmerking: het gaat om de laatste filmbeelden en – op een vage foto na – de laatste beelden zonder meer die van Hitler zijn genomen. Zeer vaak wordt vermeld dat deze beelden dateren van een maand later (20 april, Hitlers verjaardag) toen op dezelfde plek een soortgelijke ceremonie plaatsvond. De toestand in Duitsland was toen al zo verslechterd dat er geen filmjournaal meer was . De aflevering van de Wochenschau van 22 maart is meteen de laatste die in nazi-Duitsland gemaakt werd.
Himmler als legerbevelhebber vervangen
Op 21 maart is Reichsführer SS Heinrich Himmler vervangen als bevelhebber van de Legergroep Weichsel. Die legergroep moet de opmars in het Rode Leger in het noordoosten van Duitsland tegenhouden.
Generaal Guderian, de chef van de generale legerstaf, drong al meerdere malen aan op zijn vervanging.
Zoals verwacht bleek Himmler helemaal niet geschikt voor die uiterst moeilijke opdracht. Himmlers hoofdkwartier was alleen met één telefoonlijn te bereiken, niet met radio, en hij hield zich maar enkele uren per dag met de legergroep bezig. Hij is immers behalve SS-leider ook nog minister van Binnenlandse Zaken en chef van de politie. Officieren die hem over de militaire situatie spraken, hadden de indruk “dat een blinde over kleuren sprak”.
Hitler had een enorm vertrouwen in Himmler: alleen de harde hand van de SS-leider zou het leger in goede banen houden. Maar het fiasco in Oost-Pommeren deed hem twijfelen. Vooral toen duidelijk werd dat de bevelhebber van de Legergroep Weichsel zich al enkele weken in een SS-sanatorium bij Berlijn laat verzorgen, omdat hij zich niet goed voelt.
Toen Guderian hem in het sanatorium opzocht, liet Himmler doorschijnen dat hij niet meer in staat is zijn loodzware taak uit te voeren. De stafchef meldde dat meteen aan Hitler.
Als bevelhebber van de legergroep wordt hij opgevolgd door kolonel-generaal Gotthard Heinrici. Die heeft de reputatie van expert in defensieve oorlogsvoering, hoewel Hitler hem wantrouwde wegens zijn kritische houding tegenover het regime.
Patton stiekem de Rijn over
Nog voor hij de volledige controle over de linker-Rijnoever had gekregen, is generaal Patton erin geslaagd met zijn Derde Amerikaanse Leger de Rijn over te steken.
Nabij Remagen heeft het Eerste Leger van generaal Hodges al een bruggenhoofd, dat langzaam uitgebreid wordt naar de omgeving van Bonn. Patton slaagde een oversteek meer naar het zuiden, bij de stad Oppenheim, tussen Bingen en Mainz.
In de nacht van 22 op 23 maart staken zijn troepen de rivier over in bootjes, zonder dat er artillerie of vliegtuigen aan te pas kwamen. Zo verliep alles onopvallend.
De volgende ochtend belde Patton naar zijn onmiddellijke chef, generaal Bradley, die in de citadel van Namen zat te ontbijten. “Brad, vertel het niemand, maar ik ben erover”, zei een opgewonden Patton. “Maar er zijn zo weinig Krauts (scheldwoord voor Duitsers, afgeleid van Sauerkraut) in de buurt dat ze het nog niet weten. Maak het dus niet bekend.”
Bradley is dolblij, hoewel hij wist dat Patton een verbod heeft overtreden om te wachten met een oversteek tot Montgomery dit in het noorden doet.
Patton, die van symboliek houdt, heeft eigenhandig een handvol aarde van de linkeroever van de Rijn naar de rechteroever gedragen. Net zoals Willem de Veroveraar deed toen hij in 1066 vanuit Normandië Engeland binnenviel. Hij stuurde ook een telegram naar het geallieerde hoofdkwartier SHAEF. “Beste SHAEF, ik heb net in de Rijn gepist. In godsnaam, zend wat benzine.”
Een dag later staan er al tien divisies aan de overkant. Ze vormen een bruggenhoofd van een tiental kilometer breed, op zo'n veertig kilometer van de grote stad Frankfurt.
Dat de Duitsers zo slap reageren, wijst erop dat ze op het einde van hun middelen raken. Toen Hitler de oversteek vernam, vroeg hij of er troepen naar Oppenheim konden worden gestuurd. Het antwoord was dat dit pas over enkele dagen kan gebeuren.
Montgomery leidt grote oversteek van de Rijn
Ook in het noordwesten van Duitsland zijn de geallieerden nu over de Rijn.
In de avond van 23 maart zijn de Britse, Canadese en Amerikaanse troepen van veldmaarschalk Montgomery’s 21e Legergroep begonnen met een massale operatie om de Rijn over de steken. Dat gebeurde aan de benedenloop van de rivier, bij Wesel, ten noorden van het Ruhrgebied.
Nadat 4000 kanonnen de andere oever hadden beschoten en Britse vliegtuigen de Duitse stellingen hadden gebombardeerd, kwamen 1600 transportvliegtuigen en 1350 zweefvliegtuigen overvliegen. Ze dropten 16.000 geallieerde soldaten vlak achter de Duitse stellingen, de grootste dergelijke luchtlandingsoperatie ooit.
De luchtlandingstroepen vielen de Duitse verdedigers in de rug aan, terwijl geallieerde troepen in de duisternis met bootjes de rivier overstaken. Kort daarop begonnen genietroepen met de aanleg van pontonbruggen.
De operatie duurt nog voort, maar is nu al een succes. Over een breedte van 20 km is de overzijde in geallieerde handen. De meer dan een miljoen man van Montgomery’s legergroep kunnen oversteken.
De oversteek werd vanaf de oever gadegeslagen door Winston Churchill. Ondanks het verzet van Montgomery stond de Britse premier erop persoonlijk aanwezig te zijn.
Churchill is enthousiast over wat hij meemaakte. Voor het eerst in de oorlog laat hij zijn behoedzaamheid over een Duitse nederlaag varen en zegt zonder meer dat Duitsland verslagen is.
Mandalay in Britse handen
In het midden van Birma is de belangrijke stad Mandalay in Britse handen. Een cruciale geallieerde overwinning op de Japanse legers aldaar.
Begin deze maand slaagden de Britse en Brits-Indische troepen erin het belangrijke verkeersknooppunt Meiklita te veroveren, ten westen van Mandalay. Dat gebeurde na hevige gevechten. De Japanners hadden deze stad zwaar versterkt. Van de ca. 4000 Japanse verdedigers vielen er geen vijftig levend in handen van de Britten. Velen pleegden zelfmoord.
Japanse troepen deden nog een paar tevergeefse pogingen om Meiklita te heroveren, maar intussen werden ze in Mandalay zelf aangevallen door de Gurkha’s (Nepalese huurlingen in het Brits-Indische leger). De Britten spaarden de stad met zijn vele tempels en pagodes van een artilleriebombardement, maar het Japanse garnizoen in Fort Dufferin werd zwaar bestookt. De verliezen stapelden zich aan beide zijden op, tot de Japanse bevelhebber zich op 20 maart onverwacht overgaf.
De herovering van Mandalay is de grootste Britse overwinning in een veldtocht die nu al drie jaar duurt, waar ze veel hinder ondervonden van het terrein, het klimaat en de tropische ziekten. Alles samen hebben de geallieerden meer dan een miljoen man in Birma ingezet. Daaronder ook een medische eenheid van de Force Publique uit Belgisch-Congo.
De Japanners hebben in de strijd behalve mensen ook veel materiaal verloren en zijn hun controle over het centrale deel van Birma kwijt. De Birmaanse bevolking begint zich intussen meer en meer tegen de Japanse bezetter te keren. Die had, zoals elders in de veroverde gebieden in Azië, een anti-Brits nationalisme bevorderd.
Behalve Birmaanse collaborerende troepen vocht ook het Indisch Nationaal Leger (Azad Hind Fauj) aan Japanse kant. Dat zijn enkele tienduizenden Indische nationalisten die tegen het Britse kolonialisme strijden.