Contactopsporing is cruciaal, maar het wetgevend kader is bijzonder wankel. Kunnen we daar eindelijk iets aan doen?

De contactopsporing, een essentieel onderdeel in de strijd tegen het nieuwe coronavirus, loopt allesbehalve vlot. Het wetgevende kader dat onze privacy moet garanderen, en de burger het vertrouwen moet geven om mee te werken, is bijzonder wankel. Kunnen we daar eindelijk iets aan doen? 

Mildheid. We verliezen die gave wel eens uit het oog, in deze tijden van polarisering. Ook nu, midden in een mondiale pandemie, blijven we verlangen naar instant antwoorden en oplossingen voor complexe problemen. Maar niemand wist wat er op ons afkwam. We mogen dus mild zijn voor diegenen die ons in de eerste dagen en weken door de coronacrisis leidden.

Maar vandaag weten we meer, en moeten we lessen trekken en de vinger op de wonde leggen,  ook al is de coronacrisis nog niet voorbij. Het kan beter.

Dat blijkt onder meer uit de Pano-reportage ‘Hotel Corona’. Die deed het verhaal van de opvolging van de eerste besmette skiërs toen zij begin dit jaar terugkeerden uit Italië. Toen waren er bijvoorbeeld amper een handvol contactopspoorders aan de slag. Contactopsporing leek geen prioriteit.

Vandaag is het dat wel, maar het parcours loopt allesbehalve over rozen. Een app sneuvelde voorlopig omwille van privacy-issues en politieke bevoegdheden, al wordt die draad nu weer opgepikt. De manuele contactopsporing raakt dan weer niet op kruissnelheid.

De saga van de contactspeurder

Even terug in de tijd. Op 4 mei lanceert een consortium van callcenters, consultancybedrijf KPMG en ziekenfondsen de manuele contactopsporing. Ruim 700 mensen bemannen de telefoons.

Die contactopspoorders zijn vandaag nog met 450. Ze bellen mensen op die positief testten op het coronavirus en vragen hen naar hun contacten. Ze vragen naar namen en telefoonnummers. Die informatie is cruciaal, maar de vraag stellen, is niet evident.

Neem nu een medewerker van een ziekenfonds die belt met een cliënt. Als het gesprek moeizaam verloopt, mag die medewerker niet zomaar even het telefoonnummer van een familielid vragen om daar het dossier mee te bespreken.

Andere schakels in de ketting, zoals de huisartsen, zijn gebonden aan een medisch beroepsgeheim. Zij moeten nu gevoelige medische informatie doorspelen.

Bij de start van de manuele contactopsporing waren er ook veel vragen over de manier waarop de verzamelde gegevens verwerkt worden. In welke database komen die terecht? Hoe lang blijft die informatie daar staan? Later gaan onderzoekers daar mee aan de slag, maar zijn die gegevens écht zo geanonimiseerd als beweerd wordt? En wat gebeurt er daarbij dan precies?

Wij burgers zijn niet goed geïnformeerd over hoe onze gegevens verwerkt worden

Uiteraard is er een decreet gestemd vóór de manuele contactopsporing van start ging, dat een wettelijk kader biedt voor enkele van die kwesties. Maar nu blijkt dat de Raad Van State én de Gegevensbeschermingsautoriteit (die waakt over onze privacy) vragen dat de bevoegde politici hun huiswerk dringend opnieuw doen.

Want wat blijkt? De gestemde Koninklijke Besluiten en decreten zijn niet conform de privacywetten. Niet wat de manuele contactopsporing betreft, noch wat betreft de apps. En het zit fout op veel niveaus. Het gaat van het juridische kader voor huisartsen tot onduidelijkheid over de verwerking van de gegevens. 

Wij burgers zijn niet goed geïnformeerd over hoe onze gegevens verwerkt worden. Er is ook te vaag vastgelegd wie beslist wanneer de contactopsporing zal stoppen.  En dat is maar een greep uit de lijst van opmerkingen.

Vertrouwen

Deze week doken er ook op het terrein kinderziektes op. Een gemiddelde contactopspoorder doet nog geen twee telefoontjes per dag, doordat de informatie over besmette personen moeilijk doorstroomt. Waar loopt het fout? Zit het probleem bij de huisartsen die de besmettingen moeten registreren? Of zijn er gewoon erg weinig besmettingen? Het ligt alvast niet aan de mensen die werken in de callcenters. Zij lijken klaar voor hun strijd tegen het virus.

Zou het kunnen dat het probleem bij het wankele wettelijke kader ligt?

De contactopsporing wordt mee georganiseerd door eHealth. Dat is de federale overheidsinstelling die elektronische dienstverlening en informatieuitwisseling tussen alle spelers in de gezondheidszorg ondersteunt. De topman van eHealth, Frank Robben, zei in Het Laatste Nieuws het volgende: “Iedere dag moeten we kunnen bijsturen. Als je alles in een te gedetailleerde wet giet, dan kan je niet meer snel schakelen. Ook dat kan voor problemen zorgen.”

Als de media enkel als kritiekloos doorgeefluik mogen fungeren en geen fundamentele mensenrechtenkwesties mogen aankaarten, dan hoeft het voor ons niet

Maar zou een sterk wettelijk kader niet net kunnen bijdragen tot het succes van de contactopsporing?

Van in het begin kregen we onvoldoende antwoorden op privacykwesties, of het nu ging over een tracing-app dan wel om de callcenters. Wie opgebeld wordt, wordt gevraagd om mee te werken en eerlijk te antwoorden op gevoelige vragen. Maar daar is vertrouwen voor nodig. En hoe kan je vertrouwen verwachten van de mensen die je opbelt, als er een wettelijk kader ontbreekt?

Aan ons, de media, wordt ondertussen gevraagd om goed uit te leggen hoe de contactopsporing precies werkt en hoe belangrijk het is. Dat doen we met plezier. Maar als we enkel als kritiekloos doorgeefluik mogen fungeren en geen fundamentele mensenrechtenkwesties zoals privacy mogen aankaarten, dan hoeft het voor ons niet. 

Mildheid en meer nuance: ja. Naïviteit? Nee. Een fundamentele taak als waakhond aan de kant schuiven, en dan nog in tijden van crisis? Nooit.

Niet naar een data-grabbelton

Terecht leeft de bezorgdheid dat bij grote gebeurtenissen privacyrechten verdwijnen. Dat bleek in het verleden bijvoorbeeld al bij de aanslagen van 9/11 in New York. 

De toenmalige Amerikaanse president George W. Bush riep toen de Patriot Act in het leven. Die wet gaf de overheid en de veiligheidsdiensten meer ruimte om inlichtingen te verzamelen over burgers én die bovendien bij te houden. Plots kon de overheid onder meer financiële gegevens inkijken, medische dossiers, waar iemand op reis ging, zijn of haar internetgebruik, en zoveel meer.

Een terreuraanslag mag geen excuus zijn om de privacy aan de kant te schuiven, en een pandemie ook niet

Pas nadat de klokkenluider Edward Snowden bepaalde praktijken aankaartte, maakte de Freedom Act een aantal van die bevoegdheden uit de Patriot Act ongedaan. Sindsdien kunnen veiligheidsdiensten bijvoorbeeld niet langer massa's data zoals telefoongegevens opvragen. Nu moeten ze daarvoor toestemming vragen aan de bedrijven die die gegevens beheren. En als ze de data van één bepaalde persoon doorzoeken, dan gebeurt dat onder voorwaarden.

Een terreuraanslag mag geen excuus zijn om halsoverkop de privacy aan de kant te schuiven, en een pandemie ook niet. Een telefoonnummer doorgeven aan een contactspeurder lijkt misschien niet te vergelijken met de wantoestanden onder de Patriot Act, maar in de kern gaat het over hetzelfde. We moeten weten welke bedrijven, organisaties en overheden gegevens over ons verzamelen, en over welke informatie het gaat. Hopelijk is dat niet meer dan nodig. 

Focus op doel: het virus verslaan

We hopen allemaal van niet, maar het zou kunnen dat het virus opnieuw opflakkert. Dan zal contactopsporing cruciaal blijken in het indammen van die tweede golf. Het is tijd om de energie die nu achter de schermen gaat naar lobbywerk en politiek getouwtrek, te investeren in het ultieme doel: dit virus verslaan. En dat met correcte wetgevende kaders, zeker wat privacy betreft. Want hoe abstract het woord soms mag klinken, het is een hoogst kostbaar goed. We zullen het pas missen wanneer we het kwijt zijn.

Als we alsnog zouden beslissen dat we een stukje van onze privacy willen opgeven, dan is het ons fundamentele recht om te weten wat dat dan precies inhoudt, wat we in ruil krijgen en wat er precies met die gegevens gebeurt. 

Wil dat zeggen dat we bang moeten zijn voor de technologische vooruitgang, of voor manuele contactopsporing? Natuurlijk niet. Maar we zullen deze strijd tegen het virus niet winnen zonder het nodige vertrouwen, en de transparantie die daarvoor kan zorgen.

Meest gelezen