75 jaar geleden: Duitsland volledig onder geallieerd gezag
Met de Verklaring van Berlijn van 5 juni 1945 trekken de geallieerde overwinnaars alle macht over Duitsland naar zich toe. Daarmee zijn ze ook verantwoordelijk voor het oplossen van de enorme problemen van de Duitse bevolking.
Op 5 juni 1945 – precies één dag voor de eerste verjaardag van D-day - vond in de grondig verwoeste Duitse hoofdstad Berlijn een ceremonie plaats met verregaande gevolgen voor Duitsland.
De hoogste bevelhebbers van de vier grote mogendheden die Duitsland verslagen hadden kwamen er voor het eerst samen: Eisenhower (VS), Montgomery (VK), Zjoekov (USSR) en de Lattre de Tassigny (Frankrijk). Ze ondertekenden de “Geallieerde Verklaring over de nederlaag van Duitsland” die in feite bepaalde wat er met het voormalige Duitse Rijk zou gebeuren.
Volgens deze verklaring had Duitsland zelf geen centraal gezag of regering meer. De vier mogendheden namen gezamenlijk de volledige macht over het Duitse grondgebied over. Ze zouden samen de toekomstige status en de grenzen van Duitsland bepalen. De vier bevelhebbers vormden voortaan de Geallieerde Controleraad, die het hoogste gezag zou uitoefenen.
Dat alles was mogelijk omdat Duitsland zich volledig en onvoorwaardelijk had overgegeven.
Dat betekende niet dat de oorlog daarmee echt voorbij was. Integendeel, de geallieerden waren nog steeds op hun hoede voor Duits verzet. In de verklaring stond dat alle leden van de strijdkrachten “in Duitsland of onder Duitse controle, waar ze ook mogen zijn gelegerd” moesten worden ontwapend en krijgsgevangen gemaakt. Dat sloeg dus niet alleen op het leger, maar ook op naziorganisaties als de SA en de SS. En dat gold eveneens voor collaborerende groepen waar dan ook.
De geallieerden vreesden nog acties van de Werwolf, een verzetsorganisatie die de nazi’s op het einde hadden opgezet en die vooral uit jongelui zou bestaan. In de praktijk was er maar weinig van verzetsdaden te merken, maar er werden wel heel wat jongeren opgepakt.
De Verklaring van Berlijn had niet alleen gevolgen voor het Duitse grondgebied, maar hield ook in dat de Duitsers en Duitse bezittingen in het buitenland onder geallieerd gezag kwamen.
Duitse ambassades en andere diplomatieke posten, voor zover die nog bestonden, werden opgedoekt, want ze vertegenwoordigden een staat die niet meer bestond.
In de tientallen landen die met Duitsland in oorlog waren geweest, waren de Duitse diplomatieke gebouwen gesloten en onder de controle geplaatst van een neutraal land (meestal Zweden of Zwitserland). Maar ook die gebouwen (en hun archieven) werden nu aan de geallieerde mogendheden overgedragen.
Wat betekende Duitsland dan nog? Op het moment van de capitulatie was het Duitse grondgebied gereduceerd tot het Duitse Rijk zoals het begin 1938 bestond. Gebieden van verslagen landen die tijdens de oorlog bij Duitsland waren gevoegd, waren meteen bij de bevrijding weer teruggegeven (dat gold bijvoorbeeld voor de Belgische Oostkantons.) Ook de Duitse annexaties van Oostenrijk en delen van Tsjechoslowakije en Litouwen, die al voor de oorlog hadden plaatsgevonden, waren meteen ongedaan gemaakt.
En dat was nog maar het begin. Er was al afgesproken dat Polen grote stukken Duits grondgebied zou krijgen. De Sovjet-Unie wilde ook een stuk voor zichzelf. Maar aan de westelijke zijde wilden ook Frankrijk, Nederland en zelfs België delen van Duitsland. Wat er uiteindelijk van Duitsland zou overblijven was in juni 1945 nog niet duidelijk, maar het zou heel wat kleiner zijn dan toen Hitler aan de macht kwam…
Bezettingszones
Het grondgebied werd in vier bezettingszones opgedeeld. Ook Frankrijk, dat niet de “Grote Drie” behoorde, kreeg een bezettingszone, maar dan wel ten koste van de Amerikaanse en Britse zones. Grosso modo bestuurden de Britten het noordwesten, de Fransen het zuidwesten, de Amerikanen het zuidoosten en de Sovjets het noordoosten.
De vier zones kwamen ongeveer overeen met de gebieden die de vier grote mogendheden op de Duitsers hadden veroverd. Wel was het Amerikaanse leger een heel stuk doorgedrongen in wat de Sovjetzone zou worden, zoals Thüringen en het westen van Saksen. Het zou zich daar in juli uit terugtrekken om plaats te maken voor het Rode Leger.
De Duitse hoofdstad werd in vier sectoren ingedeeld. Daardoor kregen de drie Westerse mogendheden toegang tot Berlijn. Ondanks die opdeling was er aanvankelijk wel één stadsbestuur voor heel Berlijn.
Naast de vier mogendheden namen ook andere geallieerde landen deel aan de bezetting. Zo waren er Belgische, Noorse en zelfs Poolse troepen in de Britse zone (het ging wel om Polen die aan de zijde van de Britten hadden meegevochten) en een Luxemburgse eenheid in de Franse zone.
De vier bevelhebbers werden elk militair gouverneur van hun bezettingszone. Voor Eisenhower betekende dat het einde van zijn taak als geallieerd opperbevelhebber. Hij kwam daarmee op gelijke hoogte met Montgomery, die tot dan toe aan hem ondergeschikt was geweest en met wie hij vaak ruzie had gehad.
Denazificatie
De Geallieerde Controleraad begon zijn werk op 30 augustus. In de eerste plaats werd een einde gemaakt aan de overblijfselen van het sinistere naziregime (de "denazificatie"). Zo werden de rassenwetten en andere omstreden naziwetten afgeschaft. Op 10 oktober werd de nazipartij (NSDAP) formeel verboden.
Intussen was de jacht op prominente nazi’s en oorlogsmisdadigers al lang bezig. In november begon in Neurenberg het eerste proces tegen de nazikopstukken. Ook dat proces was door de vier mogendheden samen georganiseerd, die elk een rechter en een aanklager in het tribunaal hadden.
In 1946 werden de Duitse ambtenaren ontslagen die actief waren geweest in de nazipartij en aanverwante organisaties (althans zij die lid waren voor 1937, want nadien was het partijlidmaatschap vrijwel verplicht geworden). Ook nazi-publicaties werden verboden.
Vanaf 30 augustus mocht het Duits militair uniform niet meer worden gedragen. De Duitse Wehrmacht hield formeel op te bestaan, hoewel de westerse geallieerden nog enkele maanden daarna Duitse legertroepen zouden gebruiken voor bijvoorbeeld transporten. Zelfs de Feldgendarmerie (de Duitse militaire politie) zou nog tot in 1946 worden gebruikt voor de ordehandhaving in de krijgsgevangenkampen.
Het jaar nul voor Duitsland
Naast de denazificatie en de demilitarisering zaten de geallieerden opgescheept met de enorme problemen waarmee de Duitse bevolking te maken had.
Bijna alle grote en middelgrote steden waren zwaar vernield door de geallieerde bombardementen en vaak ook door gevechten op de grond. Stromend water, gas, elektriciteit, openbaar vervoer… het ontbrak op heel wat plaatsen. Er waren ook grote voedselproblemen.
De bezettingsautoriteiten organiseerden voedseldistributies. De rantsoenen waren zeker in het begin te laag om gezond te kunnen leven. Er stierven dan ook heel wat mensen aan de gevolgen van ondervoeding.
Veel Duitsers kochten dan ook extra voedsel op de zwarte markt, tegen waanzinnig hoge prijzen. Om dat te kunnen betalen verkochten ze alles wat van waarde was aan de geallieerde soldaten, die vaak gretig van de situatie profiteerden. Veel vrouwen probeerden door prostitutie iets te verkrijgen.
Door enorme prijsstijgingen werd het Duitse geld vrijwel waardeloos. Veel mensen betaalden daarom in natura. Sigaretten werden algemeen als betaalmiddel gebruikt.
Intussen moest een groot deel van de Duitse bevolking leven in kelders, kapotte huizen of barakken en andere geïmproviseerde onderkomens. In afwachting van de heropbouw ruimden ze het vele puin. Dat was vooral het werk van vrouwen, want zeer veel Duitse mannen waren dood, verminkt of in krijgsgevangenschap.
Een ander zwaar probleem was de stroom van Duitsers die hun woongebied hadden verlaten. Het ging om vluchtelingen uit de oostelijke gebieden, maar ook om de Sudetenduitsers uit Tsjechoslowakije. De meesten trokken naar de grote steden, waar de nood al hoog was.
In 1945 alleen al waren er meer dan 4 miljoen Duitsers die elders moesten gaan wonen. Het zouden er in de volgende jaren meer dan 12 miljoen worden, vooral toen de Duitse bevolking in het oosten systematisch werd verdreven.
Hoewel de geallieerde bezetters heel wat maatregelen namen om de ergste noden van de Duitsers te lenigen, gingen ze niet vriendelijk met hen om. Zeker niet in de Sovjet-bezettingszone, waar het Rode Leger zich berucht maakte door plunderingen en verkrachtingen. Ook officieren en zelfs generaals stalen wat ze konden. Later eiste de Sovjet-Unie nog allerlei machines en goederen op als een begin van schadevergoeding.
Maar ook de andere bezettingstroepen kregen het bevel om niet vriendschappelijk met de bevolking om te gaan (omschreven met de militaire term “verbroedering met de vijand”). Een praatje maken met Duitsers was in het begin uit den boze, zelfs met kinderen.
Seksuele contacten waren verboden en de geallieerde soldaten werden gewaarschuwd voor de drang van Duitse vrouwen om seksuele diensten te verlenen in ruil voor geld (dit werd gekoppeld aan schrikwekkende waarschuwingen voor geslachtsziekten).
Uiteraard was dit voor veel geallieerde militairen praat voor de vaak, want ze konden gemakkelijk aan een mooi Duits meisje geraken. Maar ze werden wel gewaarschuwd: als er kinderen van kwamen, mochten ze moeder en kind geen geld toestoppen, want zoiets was hulp aan de vijand. Overigens werd abortus, dat onder het naziregime streng verboden was, in die tijd oogluikend toegestaan, zeker als het om de gevolgen van verkrachting ging.
Dit soort verbodsbepalingen zou vrij snel door de Britten en daarna door de Amerikanen worden opgeheven. Maar huwelijken met Duitse vrouwen werden nog een hele tijd niet toegestaan (de zwarte Amerikanen werden bovendien getroffen door een verbod op een huwelijk tussen verschillende rassen…).
Hoe dan ook was het voor de Duitse bevolking een zeer zware tijd, materieel, maar ook psychologisch. De Duitsers waren eraan gewend geweest comfortabel te leven in een land met goede voorzieningen. Tijdens de nazitijd (en eigenlijk ook daarvoor al) hadden ze zich als een superieur volk beschouwd. De ellende die ze nu meemaakten ging gepaard met een grote vernedering. Ze werden voortdurend herinnerd aan de misdaden van Duitsland.
De Franse socioloog Edgard Morin noemde deze treurige toestand “Het jaar nul van Duitsland”, een benaming die ingeburgerd zou raken, zeker nadat de Italiaanse regisseur Roberto Rosselini ze als titel gebruikte voor zijn neorealistische film over die tijd.
De situatie zou in de komende jaren geleidelijk verbeteren, vooral na de hulp van het Marshallplan, die althans voor de westelijke zones gold.
Intussen namen de spanningen tussen de Sovjet-Unie en de westerse mogendheden toe. De definitieve breuk kwam er in 1948, toen in de westelijke bezettingszones een nieuwe munt (de Deutsche Mark) werd ingevoerd ter vervanging van de oude Reichsmark. Als gevolg daarvan stelden de Sovjets een blokkade van Berlijn in. Het IJzeren Gordijn liep nu dwars door Duitsland.
Dat werd het echte begin van de Koude Oorlog. Van een gemeenschappelijk bestuur was er geen sprake meer. De Geallieerde Controleraad kwam niet meer bijeen.
In 1949 werd in de drie westelijke zones de Bondsrepubliek Duitsland opgericht, kort daarna gevolgd door de Duitse Democratische Republiek in de Sovjetzone. In 1955 kwam er voor de twee Duitse staten een einde aan het bezettingsstatuut. Er bleven wel buitenlandse legertroepen aan beide kanten van het IJzeren Gordijn (waaronder ook Belgen). Niet meer als bezetters, maar als bondgenoten van elk van beide staten.
Alleen Berlijn, in feite ook in twee gedeeld, bleef formeel een stad bezet door de vier mogendheden. Zelfs toen de Berlijnse Muur de twee stadsdelen compleet van elkaar scheidde, konden militairen van de drie westerse mogendheden zich in bepaalde omstandigheden naar Oost-Berlijn verplaatsen, en Sovjet-militairen naar West-Berlijn. Dat bleef zo tot 1990, toen Duitsland weer één staat ging vormen.
Kaart van Duitsland hertekend
Een van de maatregelen van de vier mogendheden die een blijvend effect hadden, is de grondige hertekening van Duitsland die ze van bij het begin invoerden. De Duitse gebieden ten oosten van de Oder-Neisse-linie gingen voorgoed verloren (al hebben veel Duitsers gehoopt dat ze die ooit zouden terugkrijgen). Maar ook de interne grenzen werden grondig veranderd, en dat op een manier die veel Duitsers wel aanstond.
Tot 1945 was de kaart van Duitsland, in sommige gebieden, een bizar lappendeken. De toenmalige Duitse deelstaten (Länder) waren de opvolgers van de vele Duitse vorstendommen. Hun grenzen waren gevormd door oorlogen, huwelijken en verdelingen binnen vorstenhuizen. De geallieerden maakten daar een einde aan.
Er kwamen vanaf 1945 Länder die meer rekening hielden met geografische factoren en praktische bereikbaarheid.
De grootste verandering was de verdwijning van Pruisen, de staat die zowat 2/3 van het Duitse grondgebied had beslagen. Nieuwe deelstaten als Noordrijn-Westfalen, Brandenburg en Sleeswijk-Holstein bestaan geheel of grotendeels uit delen van het vroegere Pruisen.