Rusland, China of Iran: wie zit deze keer achter het nepnieuws in de VS?
Bij de Amerikaanse verkiezingen van 2016 verspreidde Rusland massaal mis- en desinformatie om het eindresultaat te beïnvloeden. Nu de strijd om het Witte Huis de laatste week ingaat zijn er aanwijzingen dat onder meer socialemediaplatformen weer misbruikt worden om nepnieuws te verspreiden. Alleen gebeurt het veel subtieler dan vorige keer, en houden ook China en Iran zich niet afzijdig.
Naarmate de Amerikaanse presidentsverkiezingen naderen nemen ook de pogingen vanuit het buitenland toe om de uitslag te manipuleren. Volgens de Amerikaanse inlichtingendiensten hebben zowel Rusland als Iran de hand kunnen leggen op gegevens van honderden Amerikaanse kiezers. Hierdoor konden e-mails met valse informatie verstuurd worden naar de kiezers.
Verschillende Democratische kiezers hadden bijvoorbeeld gemeld dat ze dreigmails hadden ontvangen die zogezegd van de extreemrechtse groepering "Proud Boys" afkomstig waren: "Stem op Trump of we weten je te vinden." Er is ook een valse video verspreid die fraude moest aantonen met stembrieven. De mails konden getraceerd worden naar Iran, en hadden volgens de inlichtingendiensten de bedoeling om president Trump te beschadigen.
Iran heeft er namelijk baat bij dat Trump verliest, omdat het hoopt dat met Joe Biden als president de onderhandelingen over een nucleair akkoord worden heropgestart en de sancties worden afgezwakt. Het regime in Teheran ontkent alle beschuldigingen. Maar toch lijkt het erop dat de Iraniërs de tactieken overgenomen hebben van de Russen, die dan weer proberen om de Democratische kandidaat Joe Biden in een negatief daglicht te stellen zodat Trump herverkozen geraakt.
En ook de Chinezen zouden met hackersgroepen proberen om de uitslag naar hun hand te zetten, zo bleek begin september nog uit een rapport van technologiereus Microsoft. Zij hebben het zowel op Biden als op Trump gemunt, en hopen hiermee chaos te creëren zodat de legitimiteit van de verkiezingen in twijfel wordt getrokken.
Gelekte e-mails, waar hebben we dat nog gehoord?
Vorige week nog zorgde het verhaal over gelekte e-mails van Hunter Biden, zoon van de Democratische presidentskandidaat, voor grote opschudding. Het was de rechtse tabloid The New York Post die het bericht publiceerde. Sociale media werden overspoeld met reacties. De mails zouden aantonen dat de uitdager van president Trump zijn positie als vicepresident onder Obama misbruikt heeft om zijn zoon rijker te maken. Het verhaal kwam naar buiten via... gewezen Trump-adviseur Steve Bannon en Trump's advocaat Rudy Giuliani.
De gelekte e-mails van Hunter Biden: een godsgeschenk voor de campagne van Trump
Een godsgeschenk voor een president die achterligt op de peilingen. Trump zet die e-mails volop in tegen Biden en hoopt daarmee zijn slabakkende campagne een boost te geven. Maar van waar komen die e-mails? En zijn ze wel echt? In een open brief aan de nieuwswebsite Politico lieten voormalige topfiguren van de Amerikaanse inlichtingendiensten (onder wie gewezen CIA-directeurs John Brennan, Leon Panetta en Mike Hayden) er geen twijfel over bestaan: dit is volgens hen een schoolvoorbeeld van Russische betrokkenheid, bedoeld om politieke chaos te creëren en de kandidatuur van Joe Biden te ondermijnen.
Harde bewijzen leveren de ondertekenaars evenwel niet. Ze gaan af op hun jarenlange ervaring, zeggen ze. En dat is precies het omgekeerde van wat het hoofd van de Amerikaanse inlichtingendiensten enkele dagen ervoor nog beweerd had. Volgens John Ratcliff, die pas afgelopen mei door president Trump werd benoemd, wijst voorlopig niets op enige Russische betrokkenheid. Sprak hij hiermee voor zijn beurt? Misschien wel, want de FBI is de zaak nog volop uit te spitten. Toch zijn er redenen genoeg om achterdochtig te zijn. Want ook in 2016 werd de link met Rusland pas duidelijk na maandenlang onderzoek.
(Lees verder onder de foto)
Russen zijn subtieler geworden
De Russen hebben hun lessen geleerd uit vier jaar geleden. Zo blijkt uit onderzoek van het Internet Observatory van Stanford University dat ze desinformatie veel subtieler aanpakken en van binnenuit de verdeeldheid in de VS proberen aan te wakkeren, in de hoop dat ze zelf niet ontmaskerd worden. Ze lijken vooral nepverhalen te planten bij ogenschijnlijk "gezaghebbende" Amerikaanse kanalen die het op hun beurt op grote schaal moeten verspreiden.
Begin september kwam bijvoorbeeld aan het licht dat Facebook en Twitter een Russisch netwerk van nepaccounts en een valse nieuwswebsite met de naam PeaceData hebben ontmanteld. Het waren nietsvermoedende Amerikaanse freelance journalisten die waren geronseld om artikels te schrijven over corruptie, mensenrechten en machtsmisbruik. De website moest een uitgesproken linkse signatuur hebben en had de bedoeling om twijfel te zaaien en kiezers weg te lokken uit het meer centrumgerichte Biden kamp. De onderzoekers van Facebook en Twitter kwamen erachter dat PeaceData gerund werd door het Internet Research Agency (IRA), de Russische trollenfabriek die ook in 2016 voor veel schade heeft gezorgd.
Meer interactie met nepnieuws
Je zou denken dat we allemaal meer op onze hoede zijn sinds de vorige presidentsverkiezingen, toen achteraf bleek dat het Kremlin bewust probeerde om de uitslag te beïnvloeden. Denk even terug aan de beruchte kraak van de e-mailserver van de Democratische partij die heel wat schade berokkende aan Hillary Clinton en waarvan al snel duidelijk was dat dit gestuurd werd vanuit Rusland. Of aan de vele nepberichten die verspreid werden via nepaccounts die naar IRA in Sint Petersburg konden getraceerd worden.
Maar niets blijkt minder waar. We lopen er nog altijd met open ogen in. Volgens een recent onderzoek van het German Marshall Fund gaan we juist méér in interactie met twijfelachtige nieuwsbronnen op bijvoorbeeld Facebook vergeleken met vier jaar geleden. Er zijn tot maar liefst drie keer zoveel commentaren, likes en shares van foute of misleidende berichten, zo stelden de onderzoekers vast.
Emoties zoals angst en onzekerheid zorgen ervoor dat we meer ontvankelijk zijn voor nepnieuws en dat zelf gaan verspreiden
Uiteraard heeft veel te maken met de coronacrisis. Heel wat mensen zitten al maanden aan hun computer gekluisterd omdat hun bewegingsvrijheid flink werd ingeperkt. Bovendien spelen ook emoties zoals angst en onzekerheid mee, die ervoor zorgen dat mensen meer ontvankelijk zijn voor nepnieuws en dat zelf gaan verspreiden. Maar het is duidelijk dat ook het aanbod van nepnieuws veel groter is geworden vergeleken met 2016.
Wat doen sociale media tegen nepnieuws?
Echt veel moeite moeten de Russen of Iraniërs trouwens niet doen om nepnieuws te verspreiden onder de Amerikanen. Ze hoeven enkel de verwarring en twijfel die er al heerst na bijna vier jaar Trump verder te versterken. Of het nu gaat over COVID-19 of verkiezingsfraude, veel van de misleidende berichten zijn immers afkomstig uit het Witte Huis zélf. De president zou volgens de krant The Washington Post al meer dan 20.000 leugens hebben verspreid sinds hij aan de macht is gekomen.
De vraag is hoe je die tsunami van nepberichten kan tegenhouden. Socialemediaplatformen breken er al jaren hun hoofd over. In de aanloop naar de verkiezingen hebben ze hun regels rond mis- en desinformatie verstrengd. Facebook, het platform dat sinds 2016 het meest onder vuur ligt, heeft tot nog toe meer dan 120.000 misleidende of valse berichten verwijderd. Ook concurrent Twitter houdt steeds vaker berichten tegen en plaatst sinds mei labels op tweets die opruiend zijn of de waarheid geweld aan doen, ook al komen die van de president zelf.
Maar er is meer. Facebook heeft aangekondigd dat het een week voor de Amerikaanse verkiezingen elke nieuwe politieke advertentie in de VS zal weigeren, dat het vanaf verkiezingsdag 3 november alle bestaande politieke advertenties tijdelijk zal stilleggen en berichten zal filteren op "gemilitariseerde woordenschat". Hiermee hoopt CEO Mark Zuckerberg verwarring en misbruik tegen te houden. Ook berichten die vroegtijdig de overwinning opeisen nog voor de officiële resultaten bekend zijn zullen een extra label krijgen.
Twitter gaat nog een stapje verder. Sinds vorig jaar zijn daar alle politieke advertenties verboden. Het verwijderen van tweets zal ook nu als sterkste wapen ingezet worden. Berichten die het eerlijk verloop van de stembusgang in twijfel trekken of de overwinning opeisen nog voor het officieel is zullen worden tegengehouden, of die nu van de president komen of niet.
Alles kan beter
Zijn deze maatregelen voldoende en gaan ze ver genoeg? Niet echt. Vaak schieten socialemediabedrijven veel te laat in actie. Misleidende of valse berichten worden eerst massaal gedeeld vooraleer ze worden gelabeld of verwijderd. De schade die ze op korte tijd aanrichten is enorm. Bovendien blijkt nepnieuws vooral in gesloten groepen op Facebook verspreid te worden, en ook daar komt elke actie meestal te laat.
Ook over de aanpak van labeling zijn twijfels ontstaan bij onderzoekers. Het misleidende of foutieve bericht zelf wordt massaal gelezen, maar de fact-check veel minder. Selectief labelen zou zelfs leiden tot het omgekeerde effect bij fanatieke volgers van bepaalde accounts: "ha, het zal wellicht wel kloppen als ze het ontkrachten".
Het zou wellicht ook doeltreffender zijn geweest als Facebook het voorbeeld van Twitter zou volgen en àlle politieke advertenties een tijdlang volledig had geschorst. De verklaring waarom Mark Zuckerberg dat niet wil doen is simpel: geld. In 2019 alleen al leverden politieke advertenties hem maar liefst 70 miljard dollar aan inkomsten op. Het democratisch proces vrijwaren blijkt dus minder belangrijk dan winst maken.
Het democratisch proces vrijwaren blijkt minder belangrijk dan winst maken.
Het zal er vooral op aankomen om de periode net nà de verkiezingen goed in de gaten te houden. Zeker wanneer het een tijd kan duren vooraleer we de officiële uitslag meegedeeld krijgen, misschien wel maanden. Slagen de socialemediaplatformen erin om hun eigen regels af te dwingen? Het verleden heeft al aangetoond dat we uitgerekend in een informatievacuüm, bij gebrek aan betrouwbare data, het meest vatbaar zijn voor nepnieuws.