Raad van State verwerpt klacht tegen sluiting van de horeca en invoering van de avondklok
De sluiting van cafés en restaurants en het instellen van een avondklok is niet onwettig. Dat heeft de Raad van State beslist. De regeringen hebben twee weken geleden beslist de horeca te sluiten en iedereen verboden 's nachts nog op straat te komen. Enkele Antwerpse horecauitbaters hebben die maatregelen aangevochten omdat ze vonden dat die in strijd waren met een aantal grondwettelijke vrijheden en principes van zorgvuldig bestuur en proportionaliteit. Maar de Raad van State veegt al die argumenten van tafel, zowel de sluiting van de horeca als de avondklok blijven dus van kracht.
De Raad van State heeft een klacht tegen de meest recente sluiting van de horeca verworpen die enkele Antwerpse horecaondernemers bij hoogdringendheid hadden ingediend. De Raad spreekt tegen dat de minister van Binnenlandse Zaken niet de bevoegdheid zou hebben gehad om tot de sluiting over te gaan en verwerpt de kritiek dat een aantal rechtsbeginselen geschonden zouden zijn.
De klacht vanuit de horecawereld stelde dat de bestreden beslissing ingrijpt op het recht om een handelszaak te exploiteren en op het eigendomsrecht en niet door de minister had mogen worden genomen. De Raad van State oordeelt echter dat ons land zich in de federale fase van de noodplanning bevindt en de minister in die situatie een dergelijke beslissing kan nemen.
"De opgelegde sluiting lijkt de civiele veiligheid en dus de bescherming van de bevolking te dienen", klinkt het ook. De Raad van State spreekt verder tegen dat het gaat om beleid dat één sector viseert, aangezien de beslissing kadert in een brede waaier aan coronamaatregelen, en veegt het argument van tafel dat horeca niet de bron zouden zijn van COVID-besmettingen. De overheid liet zich immers adviseren door deskundigen die een nota opstelden over de rol van horeca in de verspreiding van het virus en dat er nog onzekerheden bestaan over de precieze bron van veel besmettingen maakt de sluiting nog niet onterecht, luidt het.
De horecaondernemers stelden dat slechts een klein deel van de door contactonderzoekers bevraagde besmette personen in horeca besmet raakten, maar de Raad van State merkt op dat het slechts om een vermoeden van die personen zelf gaat, dat veel besmette personen de bron van hun besmetting niet konden aanduiden en dat veel bevraagden wel degelijk horeca bezocht hadden.