Praktijktesten op de arbeidsmarkt geven werkgevers het voordeel van de twijfel, het is nu aan hen
Met de invoering van de correspondentietesten, de geschreven variant van de praktijktesten, mikt de Vlaamse regering op zelfregulering. Ze legt daarbij de bal in het kamp van de gemeenten en de sectoren. De regering benadrukt dat er niet gesanctioneerd zal worden, maar wanneer over een aantal jaar uit de opvolgmeting geen beterschap blijkt, dan blijven er nog maar weinig argumenten over tegen juridische praktijktesten vanuit de overheid met sanctionering.
Op vraag van de Vlaamse regering hebben mijn collega’s en ik de afgelopen maanden een instrument uit gewerkt om discriminatie op de arbeids- en huurwoningmarkt en bij de Vlaamse overheid objectief te monitoren. Na het afwegen van alle voor- en nadelen van mogelijke alternatieven kwamen we al snel bij praktijktesten als beste meetmethode uit, en meer bepaald bij zijn geschreven variant: de zogenoemde correspondentietesten. Deze testen meten immers op een betrouwbare en valide manier discriminerend gedrag. Het gaat hierbij om het meten van strafbaar gedrag en niet zozeer om wat werkgevers of makelaars denken bij of voelen over bepaalde groepen in de samenleving.
Herbekijk hier de persconferentie waarin de Vlaamse regering gisteren de "correspondentietests" voorstelde (en lees voort onder de video):

De drie bevoegde ministers gaan elk op hun manier om met dit advies. Over de woningmarkt kunnen we kort zijn. De bevoegde minister van Wonen Matthias Diependaele (N-VA) doet niets en zet hiermee het non-beleid van zijn voorganger en partijgenoot Liesbeth Homans (de huidige voorzitter van het Vlaams Parlement, red.) verder.
Het is een opgeheven vinger naar rolstoelgebruikers, etnische minderheden en alleenstaande ouders die telkens weer tegen de muur van huurdiscriminatie aanlopen. Tal van steden doen dan maar wat de minister nalaat om te doen: het voeren van een antidiscriminatiebeleid met praktijktesten op de huurwoningmarkt.
De minister van Gelijke Kansen Bart Somers (Open VLD) doet wat hij kan binnen zijn andere bevoegdheidsdomeinen. Hij zal de steden en gemeenten ondersteunen wanneer ze vrijwillig de correspondentietesten willen gebruiken in de strijd tegen discriminatie. Bovendien zal hij ook de testen gebruiken om na te gaan of de Vlaamse overheid als werkgever al dan niet discrimineert. Dat laatste is een grote stap vooruit, want de Vlaamse ambtenarij weerspiegelt onvoldoende de groeiende diversiteit onder de Vlaamse bevolking.
Nulmeting arbeidsmarkt
Het meeste nieuws valt ten slotte te rapen met betrekking tot de arbeidsmarkt. De bevoegde minister Hilde Crevits (CD&V) vraagt aan de sectorverantwoordelijken om zelf de discriminatie in hun sector te meten aan de hand van correspondentietesten. Op basis van deze objectieve nulmeting moeten ze vervolgens met sensibiliserende actieplannen aan de slag gaan om de discriminatie in hun sector terug te dringen.
De verwachting hierbij is bovendien dat het louter testen van bedrijven via de praktijktesten al sensibiliserend zou werken. Wanneer werkgevers weten dat ze gecontroleerd worden zal een deel van hen met meer aandacht voor diversiteit selecteren, met hopelijk minder discriminatie tot gevolg.
Tenslotte wordt de effectiviteit van deze sensibilisering opnieuw met praktijktesten gemeten in een opvolgmeting. Dit hele proces van zelfregulering zal worden begeleid door een centrale stuurgroep met de sociale partners, vertegenwoordigers van de doelgroepen en academici.
Dit akkoord is een belangrijke stap vooruit in de strijd tegen discriminatie. Allereerst volgt de Vlaamse regering met haar vraag aan economische sectoren en lokale besturen om praktijktesten te gebruiken het advies van de wetenschappers dat deze testen de beste methode zijn om discriminatie objectief in kaart te brengen. Helaas doet ze dit niet voor de huurwoningmarkt. Belangrijk is ook dat de regering het nodige budget voorziet om de praktijktesten en actieplannen uit te rollen. Zonder middelen zou het akkoord immers een lege doos blijven.
Zelfregulering
Met haar keuze voor zelfregulering kiest de Vlaamse regering er ten slotte ook voor om de bal in het kamp van de sectoren en gemeenten te leggen. Positief aan zelfregulering is dat men gebruik maakt van de kennis en ervaring van sectoren en gemeenten om discriminatie terug te dringen. Iedere economische sector of gemeente is immers uniek en heeft zijn eigen specificiteiten.
Hierdoor wordt zelfregulering soms als efficiënter beschouwd dan regulering vanuit de centrale overheid. Daarnaast zorgt zelfregulering voor een groter draagvlak voor maatregelen tegen discriminatie bij bedrijven, waardoor er een grotere bereidheid zou zijn om de maatregelen op te volgen en er nadien ook minder handhaving nodig zou zijn.
Er zijn echter ook een aantal serieuze risico’s verbonden aan de keuze om discriminatie via zelfregulering te beteugelen. Een groot pijnpunt hier is dat alles berust op de vrijwillige instap van de sectoren en gemeenten in dit akkoord. Met het budget van de zogenoemde sectorconvenanten heeft de minister een mooie wortel om de sectoren hiertoe te verleiden, maar het blijft gebaseerd op vrijwilligheid. Wat met de sectoren die niet of niet langer in deze sectorconvenanten stappen?
Zelfregulering kampt vaak met geloofwaardigheidsproblemen
Zelfregulering kampt bovendien vaak met geloofwaardigheidsproblemen. Bij de zelfregulering in de interimsector zien we bijvoorbeeld dat de rapporten binnenskamers worden gehouden en dat pottenkijkers niet zijn gewenst. Zelfregulering mag geen zelfverduistering zijn. Daarom dat we als wetenschappers in ons rapport over de arbeidsmarkt zo hebben gehamerd op een transparante rapportering van de resultaten (met respect uiteraard voor de privacy van de betrokken bedrijven). Daarom ook is de centrale stuurgroep zo belangrijk om de kwaliteit van het proces te helpen bewaken. Daarom dat de sectoren de uitvoering van deze praktijktesten best aan een onafhankelijke partner uitbesteden.
Sancties?
De sensibiliserende praktijktesten zijn tenslotte geen juridische praktijktesten. De ministers benadrukten in hun communicatie dat er niet gesanctioneerd zal worden. Voor een deel van de bedrijven zal deze sensibilisering wellicht volstaan om discriminatie terug te dringen, maar wat met de werkgevers die hardleers blijven discrimineren? Sensibilisering werkt vaak beter wanneer handhaving niet bij voorbaat wordt uitgesloten. En heel soms is er naast de wortel ook die stok nodig.
De (sensibiliserende) praktijktesten op de arbeidsmarkt en bij de Vlaamse overheid zijn zeker een stap vooruit. Mits goed uitgevoerd objectiveren ze het probleem en kunnen ze discriminatie doen terugdringen. Met de zelfregulering krijgen de werkgevers het voordeel van de twijfel. Het is nu aan hen. Maar wanneer over een aantal jaar uit de opvolgmeting geen beterschap blijkt, dan blijven er nog maar weinig argumenten over tegen juridische praktijktesten vanuit de overheid met sanctionering.