Wetenschappers vinden sterrenstof dat missing link is tussen asteroïde-inslag en einde dinotijdperk
De asteroïde-inslag 66 miljoen jaar geleden voor de kust van het Mexicaanse schiereiland Yucatan heeft al zijn geheimen nog niet prijsgegeven. Wetenschappers gaan ervan uit dat die inslag het einde inluidde van het tijdperk van de dinosaurussen. Maar ze konden op de plaats van de inslag het sterrenstof niet terugvinden van de asteroïde: iridium. Tot vandaag. Een internationaal team onder leiding van wetenschappers van de VUB is erin geslaagd het buitenaardse stof te vinden.
De moeder van de kraterinslagen, zo wordt de krater van Chixculub in Yucatan ook wel genoemd. De inslag had een kracht van 10 miljard atoombommen. Driekwart van het leven op aarde werd weggeveegd, ook de niet-vliegende dinosaurussen werden uitgeroeid.
In 2019 vonden de onderzoekers in de 800 meter lange boorkern bewijzen dat na de inslag enorme hoeveelheden zwavelgas in de atmosfeer waren terecht gekomen. Die gassen gingen verbindingen aan met waterstof en vormden een deken van stofdeeltjes dat de aarde jarenlang verduisterde.
Toch ontbrak er nog iets in het opgedolven materiaal, het zilverwitte metaal dat in grote hoeveelheden aanwezig was in de asteroïde, iridium. Iridium heeft de eigenschap van hard en breekbaar te zijn. Tijdens de inslag verpulverde het tot nanodeeltjes, microscopisch fijn stof dat nog jarenlang in de atmosfeer rond de aarde bleef zwerven.
"Dat kan gerust een paar decennia hebben geduurd", meent hoofdauteur Steven Goderis, docent geochemie aan de VUB. Hij noemt de vondst van iridium in de krater een klein mirakel als je ziet welke hectische processen zich in die heksenketel hebben afgespeeld. Na veertig jaar vruchteloos zoeken hebben de wetenschappers in de ringvormige uitstulpingen van de krater het ruimtestof gevonden. Een laag van ongeveer drie centimeter. Op basis van de grootte van de stofdeeltjes schatten ze dat de rust op de aarde zo’n twintig jaar na de impact is teruggekeerd. Want in een turbulente omgeving kan zo’n fijn stof niet neerdwarrelen en sedimenteren.
De tweede vondst van het team zat in de kalkafzetting bovenop de iridiumlaag. Daar vonden de onderzoekers skeletjes van microfossielen die niet voorkomen onder de laag iridium. Het gaat om nieuwe soorten van plankton, foraminiferen genaamd. Dat wijst dus op het begin van een nieuw tijdperk, het Paleogeen. Naar schatting heeft die kalkvorming enkele duizenden jaren geduurd. “We hebben dus in deze krater afzetting van iridium gevonden zo’n 20 jaar na de inslag. De rust keert terug. We krijgen heel langzame sedimentatie en maximaal 6.000 jaar later zijn er al nieuwe soorten in de krater, de plaats delict, die aangepast zijn aan de nieuwe veranderde omstandigheden. De cirkel is dus rond”, besluit Steven Goderis.
Het artikel van het team van Steven Goderis is verschenen in Science Advances.