Tentoonstelling "Mensentuin": het tragische verhaal van Hottentot Venus, en de "Anderen"
In de 19e en de eerste helft van de 20e eeuw gingen meer dan anderhalf miljard bezoekers kijken naar de zogenoemde mensentuinen. Meer dan 35.000 mannen, vrouwen en kinderen uit Afrika, Azië, Amerika en Oceanië, werden publiek tentoongesteld in namaakdorpen of in zalen. Vandaag opent het AfricaMuseum een nieuwe tentoonstelling over dat racistische koloniale fenomeen, met prenten, posters en verhalen.
"La Vénus Hottentote du Jardin d'acclimatation". Tussen de sierlijke letters staat een tekening van een halfnaakte zwarte vrouw met een dik achterwerk. Zij was de attractie van tentoonstellingen in 1815 in Frankrijk, Ierland en Engeland. Na haar dood werd Saartjie Baartman gedissecteerd en uitvoerig bestudeerd door natuurkundigen. Ze zou ook nog worden afgebeeld als een curiosum op affiches en zelfs op partituren (zie foto boven). In 1994 vroeg president Nelson Mandela van Zuid-Afrika om haar resten en de gipsen afdruk van haar lichaam te repatriëren, wat pas in 2002 werd toegestaan.
Kijk naar het verslag in het Journaal over Mensentuin/Zoo Humain:

Antropologie en vermaak, maar vooral racisme
In zo'n 500 documenten, affiches en verhalen, belicht de tentoonstelling "Mensentuin/Zoo Humain" in het AfricaMuseum de geschiedenis van de mannen, vrouwen en kinderen die als kijkobjecten werden tentoongesteld op wereldtentoonstellingen en koloniale tentoonstellingen. Ze werden toen Hottentotten genoemd, of Aboriginals, Vuurlanders, Roodhuiden en Pygmeeën. Voor de Westerse "superieure" mens waren het de "Anderen", de minderwaardigen, de "wilden".
In de drie decennia voor de Eerste Wereldoorlog waren er in de grote wereldsteden van Parijs tot Chicago , van Berlijn tot Osaka, en ook in Antwerpen, Brussel en Tervuren immense menselijke zoos. Meer dan anderhalf miljard mensen gingen ernaar kijken, als naar dieren in een zoo.
Het waren massaspektakels, de hele wereld werd - op een selectieve, racistische manier - geopenbaard aan mensen van hier, lang voor de komst van film, Tv en massatoerisme.
Sterven van kou en ontbering
De "mensentuinen" veroorzaakten naast de vernedering ook fysiek onheil. Op de wereldtentoonstelling in 1885 in Antwerpen werden 44 Congolezen opgenomen in het Stuyvenbergziekenhuis. Zeven van de 144 tentoongestelde Congolezen zouden er ook overlijden. De tentoonstelling in het park van Tervuren in 1897 werd zeven van de meer dan 250 Congolezen fataal. De inwoners van Tervuren wilden niet dat ze op het kerkhof zouden worden begraven en dus werden ze in een vergeetput gedumpt. Pas laat in de 20e eeuw kregen ze een grafzerk, maar de lichamen zijn nog altijd niet geïdentificeerd.
Na de eeuwwisseling werd het discours van de mensentuinen anders, maar niet minder racistisch. De wilde werd een inboorling die moest "geciviliseerd" worden. De tentoonstellingen werden nog meer dan voorheen een propagandamiddel voor het kolonialisme, zoals op de tentoonstelling in het toenmalige Elisabethstad, nu Lubumbashi. Naast de uitgestalde bodemrijkdommen van die mijnstreek Katanga, mochten de bezoekers zich ook gaan vergapen aan Prinses Kameda, de kleinste vrouw ter wereld.
Kleurenpalet
Naast de talrijke affiches en geschriften zijn er ook confronterende wetenschappelijke voorwerpen. De kaart met vele tinten bruin bijvoorbeeld, naast afmetingen van de schedelgrootte, allemaal meetinstrumenten waarmee antropologen de verschillende rassen definieerden. Of de kast met mallen in gips van de beeldhouwer Arsène Matton. Die werd in 1911 naar Belgisch-Congo gestuurd om afdrukken te maken van "inboorlingen". De angst en het verdriet van de proefkonijnen staat letterlijk op hun gezicht te lezen.
Bewustwording
Tijdens het hoogtij van de koloniale tentoonstellingen was er weinig protest, tenzij van enkele kritische Westerse journalisten en wetenschappers. Pas tegen het einde van de kolonisatie durfden ook de slachtoffers zelf een vuist te maken. Toch werd er in 1958, aan de vooravond van de Afrikaanse onafhankelijkheidsgolf, nog een Congolees paviljoen opgezet aan de voet van het atomium, op de Wereldtentoonstelling. Dat werd de allerlaatste mensentuin.
Voor directeur Guido Gryseels van het AfricaMuseum is deze tentoonstelling een confrontatie met het verleden, precies 125 jaar na de mensentuin in Tervuren, op de plek waar koning Leopold II later "zijn" Congomuseum zou laten bouwen, dat net na zijn dood werd ingehuldigd.
Het AfricaMuseum erkent zijn verantwoordelijkheid en kijkt het verleden recht in de ogen.
De tentoonstelling zal de discussie opnieuw doen oplaaien of het beter is dit soort van beelden ver weg te stoppen in een kelder, zoals enkele andere koloniale symbolen, dan wel hen te tonen met veel achtergrondinformatie en op die manier kritisch te laten bekijken. Het AfricaMuseum kiest voor die laatste aanpak. De laatste zaal, een muur met vernederende uitspraken waarmee andersgekleurde jongeren van vandaag te maken krijgen, maken de cirkel helemaal rond.
Co-commissaris Mathieu Zana Etambala nam Katrien Vanderschoot mee doorheen de tentoonstelling, voor De Wereld Vandaag op Radio 1.
