Inflatie van 20 procent en munt die 45 procent in waarde is gezakt: het leven in Turkije wordt onbetaalbaar duur
De Turkse lira heeft dit jaar al 45 procent aan waarde verloren ten opzichte van de dollar en is er daarmee wereldwijd het slechtste aan toe als munteenheid. De inflatie bedraagt er nu 20 procent, een drama voor heel veel Turken die hun geld elke dag aan waarde zien verliezen, terwijl zelfs basisproducten fors duurder worden. President Recep Tayyip Erdogan lijkt totaal niet verontrust en dat is opmerkelijk.
Het is aanschuiven bij het verkooppunt van gesubsidieerd - en dus goedkoop - brood in de straten van Istanbul. De inflatie heeft de wachtrijen alleen maar langer gemaakt. "Ik ben met pensioen en kom niet meer rond", vertelt gepensioneerde Orhan Sumer. "Bij de bakker kost een brood 3 of 3,5 lira (0,20 euro). Hier kost het 1,25 lira (0,08 euro). We moeten op alles besparen." Een andere gepensioneerde heeft uitgerekend dat zijn pensioen begin dit jaar nog 450 dollar (400 euro) waard was. Nu is dat 180 dollar (160 euro). "Als Erdogan kan leven van 180 dollar per maand, dan doneer ik mijn inkomen aan hem."
Als Erdogan kan leven van 180 dollar per maand, dan doneer ik mijn inkomen aan hem
Wat is er aan de hand met de Turkse economie?
Sinds begin dit jaar is de Turkse lira 45 procent in waarde gedaald. Intussen bedraagt de inflatie 20 procent. Dat betekent dat het geld van de mensen almaar minder waard wordt. Tegelijk stijgen de prijzen enorm, zeker van producten die ingevoerd worden.
Het is opmerkelijk dat president Erdogan de rente intussen heel erg laag houdt. Economen zijn het erover eens dat je een inflatie bestrijdt door de rente op te trekken. Maar daar wil de president niet van weten. Hij is tegen hoge rentes en zegt dat Turkije een oorlog aan het voeren is om economische onafhankelijkheid.
In deze video van "Het Journaal" vertellen Turken hoe groot de impact is van de economische toestand op hun portemonnee.

Het ongenoegen is groot
Vraag is of de economische malaise opgelost geraakt als de president het beleid niet wil bijsturen. Op dit moment is Erdogan op bezoek in de Golfstaat Qatar, een regionale bondgenoot van Turkije. Officieel is het niet de bedoeling om steun te vragen aan Qatar, een land dat nu al stevig investeert in Turkije. Maar de Qatarese minister van Buitenlandse Zaken al-Thani liet na het gesprek met z'n Turkse ambtsgenoot Cavusoglu wel verstaan dat Qatar zal helpen als het nodig is en zeker blijft verder investeren.
In Turkije verwachten ze er niet veel van. "Vroeger keken we op naar onze president", vertelt een vrouw in Istanbul. "Nu hebben we niet veel verwachtingen meer van hem." Het ongenoegen over de president - die zowat alles eigenhandig beslist - is nog nooit zo breed geweest.
Eerder waren het duidelijke groepen die zich afzetten tegen de president en zijn AK-Partij: de Koerden die tweederangsburgers zijn, seculiere jongeren die meer vrijheden willen, vrouwen die willen dat de regering iets doet aan het groot aantal moorden op vrouwen binnen de huiselijke sfeer, aanhangers van de Gülenbeweging die vervolgd worden na de poging tot staatsgreep in 2016. Nu is het ongenoegen veel breder, over alle lagen van de bevolking, in alle leeftijdsgroepen, soms ook - al blijft het daar stil - binnen de eigen partij.
En nu? Hoe zal het verder gaan?
Vraag is of het Turkse ongenoegen zo groot zal worden dat ze op straat gaan betogen. Er zijn al demonstraties geweest, maar die gingen relatief geruisloos voorbij. De opgehoopte frustratie - ook Turkije heeft zwaar geleden onder de coronapandemie - is mogelijk een gevaarlijke cocktail. Komt er opstand of onderneemt de inner circle van de president stappen om de zaak weer onder controle te krijgen? De oppositie dringt aan op vervroegde verkiezingen, maar daar wil Erdogan niet van weten. Alle ogen, ook internationaal, blijven strak gericht op Turkije.