Links: Urbain Maes tijdens de Eerste Wereldoorlog. Rechts: Urbain Maes kort voor zijn arrestatie.

Ligt lichaam van verzetsstrijder Urbain Maes uit Oostende in massagraf van kamp uit WOII? Polen opent onderzoek

Polen opent een onderzoek om na te gaan of het lichaam van Urbain Maes zich in een massagraf in een voormalig concentratiekamp uit de Tweede Wereldoorlog bevindt. Maes was een verzetsstrijder uit Oostende die op het einde van de oorlog naar Groß-Rosen is gebracht, maar nooit naar huis terugkeerde. VRT NWS kon met zijn familie praten, onder wie zijn dochter van 91. Zij hoopt vurig dat ze na al die jaren te weten komt wat er met haar vader is gebeurd.

Ligt het lichaam van verzetsstrijder Urbain Maes in een massagraf in het voormalige concentratiekamp Groß-Rosen? Dat wil Polen onderzoeken nadat kleinzoon Paul De Vooght in archieven is gaan graven die daarop wijzen. Lucienne Maes, de enige en nog steeds levende dochter van Urbain, volgt het speurwerk van haar zoon op de voet.

Lucienne is geboren en getogen in Mariakerke bij Oostende, net als haar beide ouders. “Allebei uit het jaar 1898, allebei kinderen van een wasserij: het is niet gek dat mijn moeder en vader elkaar tegen het lijf liepen”, neemt Lucienne ons mee terug in de tijd. “Toen ze in 1925 huwden, namen ze de wasserij van mijn vaders moeder over.”

Urbain Maes op zijn trouwdag met kersverse echtgenote Valerie Verburgh.

Van wasserij naar batterij

Tot het uitbreken van de oorlog ging het de familie Maes voor de wind, maar met de komst van de Duitsers in 1940 keerde het tij: “Veel werk was er niet meer, behalve voor de soldaten die hun pakken binnenbrachten. Na verloop van tijd geraakten de wasproducten en de kolen waarmee de machines werden verwarmd, op. Mijn vader moest bij de Duitsers tekenen om nieuw materiaal te bekomen, maar dat weigerde hij.”

Niet verwonderlijk als je weet dat Urbain Maes al op zijn 17e in het leger stapte tijdens de Eerste Wereldoorlog. “Hij was een echte patriot, en kwam op zijn 19e met twee frontstrepen en een “Médaille de la Victoire” (overwinningsmedaille, nvdr) naar huis. Hij was niet anti-Duits, wel anti-nazi.” Vaderlandlievend of niet, er moest brood op de plank komen, en dus ging Urbain aan de slag in een batterij in de duinen, waar zijn schoonbroer al werkte als smid.

Collaborateur verklikte Oostendse verzetsstrijders

Een job voor "den Duits", en dus zag Urbain – lid van het Vrijkorps, een Belgische verzetsgroep – zijn kans schoon: hij tekende stiekem plannen van de batterij en de stand van de kanonnen. Een welkome hulp voor de Engelsen. Maar Urbain was niet de enige met een dubbele agenda. Prosper Dezitter, een collaborateur die infiltreerde in het verzet en naar schatting 12.000 mensen verklikte, had weet gekregen van verzetsstrijders in Oostende. Hij leverde in de nacht van 17 op 18 november 1943 een hoop mannen over aan de Gestapo in ruil voor een flinke som geld.

Iemand heeft mijn vader verraden, maar die man kon het ook niet helpen. Wie weet hoeveel slaag had hij gekregen.

Lucienne Maes

In eerste instantie kon Urbain de dans ontspringen, maar een week later klopte de geheime Duitse politie – berucht om zijn marteltechnieken –  bij de familie Maes aan. “Vermoedelijk hadden de Duitse agenten de plannen van mijn vader bij een van de opgepakte mannen gevonden, en heeft die de naam van mijn vader doorgegeven.” Lucienne vertelt het zonder wrok. “Die man kon het ook niet helpen. Wie weet hoeveel slaag had hij gekregen.”

“Agenten niet gewapend, vader niet geboeid”

Het moment waarop haar vader werd opgepakt, staat op Luciennes netvlies gebrand. “Het was 25 november 1943 om precies te zijn. Twee mannen van de Gestapo hadden hem gevat op zijn werk en naar huis gebracht om andere kleren aan te trekken. Ze droegen allebei een beige regenjas. Een van hen bestudeerde met veel aandacht de landkaart in onze woonkamer waarop mijn vader het verloop van de oorlog bijhield. Ze waren niet gewapend en hadden mijn vader niet geboeid, maar het was duidelijk dat er iets niet in de haak was. Toen ik begon te wenen, zei mijn vader dat hij ’s avonds weer thuis zou zijn. Daarop begonnen de agenten te lachen. Mijn moeder en ik zagen hoe ze met hem de straat overwandelden en hem in een lage, grijze Citroën duwden. Tot daar…” Het was de laatste keer dat Lucienne haar vader zou zien. 

“De eerste drietal maanden na zijn arrestatie verbleef hij in de gevangenis van Brugge en mocht mijn moeder zijn was doen. Al snel merkte ze dat in de plooi van een onderbroek een briefje verstopt zat. Hij had het geschreven met bloed uit zijn tanden en een splinter, zei hij. Hij vroeg om een klein potloodje en een paternoster. In de maanden nadien hebben we zo vijf briefjes mogen ontvangen. Mijn vader dacht dat hij zou worden vrijgelaten: hij had de chef van de Gestapo namelijk met zijn hand zien zwaaien dat hij “weg” moest.”

Een van de briefjes die Urbain Maes met een splinter en bloed uit zijn tanden schreef.

Ik wasch de zokken zelf. Merci sluffers en kloefen.

Kussen van Pa aan Ma Luc Bon Ma en familie. Potlootje opzenden wegstoppen. U zult reeds eentje gezonden hebben denk ik ik mag niet schrijven. Complimenten aan Leontine gansch de familie. Hoe gaat het me u ons kind en ma en allen.

Luciennetje wees lief met ma. Lees voor pa dat hij spoedig mag terug keeren. Ik heb u allen zoo lief. Ik lees hier ook. Lieve Falle heb moed. Uw liefh man Urbain.

“Bei Nacht und Nebel”: spoorloos verdwenen

Maar dat was niet de “weg” waarop de familie Maes had gehoopt. Urbain Maes werd bestempeld als “NN”, oftewel “Nacht und Nebel”. ”Nacht und Nebel” was een speciale strafklasse om verzetsstrijders spoorloos "tussen nacht en nevel" te laten verdwijnen. Concentratiekamp Groß-Rosen in Polen was een “NN”-kamp. De gevangenen, voornamelijk verzetsmensen, werden er barbaars behandeld en mochten geen enkel contact met de buitenwereld hebben. Familieleden werden bij overlijden ook niet op de hoogte gesteld. Het is daar dat Urbain Maes op 17 januari 1945 terechtkwam.

“Hij legde de maanden voordien een heel traject af. Na Brugge ging het eerst naar de gevangenis in Sint-Gillis in Brussel, vervolgens naar Keulen en toen naar Groß-Strehlitz, eveneens een concentratiekamp in Polen. Al zijn we dat allemaal pas achteraf te weten gekomen”, zegt Lucienne. “Tijdens de oorlog hadden we geen weet van zulke kampen. Mijn moeder, haar zussen en ik zijn na de oorlog vaak naar terugkerende treinen gaan kijken, in de hoop dat mijn vader erbij was.”

De aankomstlijst in Groß-Strehlitz, waarop ook Urbain Maes wordt vermeld.

“Zo ziek dat hij amper kon lopen”

Urbain Maes kwam niet meer naar huis. Dokter Fritz Thijs, een geneesheer uit Brussel en eveneens verzetsstrijder, verzorgde de gevangenen in Groß-Rosen. Hij had Urbain in het kamp ontmoet en bracht na de oorlog een bezoek aan Luciennes moeder. “De dokter vertelde dat mijn vader bij zijn aankomst heel ziek was, en amper kon lopen na zoveel slaag te hebben gekregen.”

Op 13 februari 1945 werd Groß-Rosen bevrijd door Rusland. Om hun oorlogsdaden te verdoezelen, hadden de Duitse kampbewakers het kamp enkele dagen voordien geëvacueerd. Zoals het in veel concentratiekampen ging, werd iedereen die niet meer fit genoeg was om naar een ander kamp te wandelen, doodgeschoten en in massagraven gegooid. Volgens kamparts Thijs was Urbain Maes het zelfde lot beschoren. “Mijn moeder kreeg zo als een van de eerste vrouwen na de oorlog een officiële overlijdensakte.”

Niet op doden-, wel op transportlijst

Kleinzoon Paul De Vooght stootte tijdens zijn zoektocht naar het lot van zijn grootvader begin dit jaar niet alleen op de transportlijst van Groß-Rosen, maar ook op een artikel van VRT NWS uit 2017 waarin over een massagraf werd geschreven. “Dat overhaalde mij om een bericht te sturen naar de archieven van het concentratiekamp. Zij brachten me vervolgens in verbinding met de procureur in Wroclav, die belast is met het onderzoek van het massagraf. Omdat er aanwijzingen zijn dat mijn grootvader zich in het massagraf bevindt, werd een zogenaamde “European Investigation Order” naar aanleiding van criminele feiten opgestart." Begin deze maand werd het dossier van Polen naar de procureur in Brugge overgeheveld, al moeten zij naar eigen zeggen het onderzoeksbevel nog ontvangen.

“Het is momenteel niet geweten wie in het massagraf ligt”, zegt Paul. “Er werden geen naamplaatjes of andere vormen van identificering gevonden. Bedoeling is nu dat de procureur van Brugge mijn moeder verhoort en een DNA-staal afneemt. Dat zou binnen dit en twee maanden moeten gebeuren. Als mijn grootvader gevonden wordt, hopen we hem een definitieve rustplaats in België te bezorgen.”

Wat overblijft van concentratiekamp Groß-Rosen in Polen.
ullstein bild - Zentralbild / Ulrich Hässler

92 lichamen in massagraf gevonden

VRT NWS nam contact op met het Poolse gerecht om naar een stand van zaken te vragen. Procureur Katarzyna Książek bevestigt dat het “European Investigation Order” per post is verstuurd naar haar collega-procureur in Brugge. Volgens Książek werden er in 2017 en 2018 in totaal 92 lichamen in het massagraf gevonden. “De lichamen werden volgens de strafrechtelijke voorschriften opgegraven door een forensisch team, dat bestond uit politieagenten, forensische artsen, antropologen en archeologen.”

Alle lichamen werden verzameld en naar de universiteit in Wrocław gestuurd voor een uitgebreid onderzoek, waarbij – indien mogelijk – verwondingen en doodsoorzaken werden verzameld. “Er werden ook DNA-monsters afgenomen, en elk lichaam werd genetisch in kaart gebracht. Dat maakt het mogelijk om DNA van mogelijke familieleden te vergelijken.” De lichamen bevinden zich nog steeds in het onderzoeksinstituut.

“Denk elke dag aan hem”

In 1998 heeft Lucienne samen met haar man zaliger Groß-Rosen bezocht, maar het kamp was al volledig ontmanteld. Toch liet het bezoek een diepe indruk na. “Het station waar de gevangenen destijds toekwamen, lag een heel eind verderop. Volgens de verhalen werden ze onderweg vaak met stenen bekogeld. Verschrikkelijk dat die mensen dat hebben moeten meemaken. Het biedt mij troost dat ik na de oorlog mooie brieven over mijn vader mocht ontvangen van medegevangenen die het wel hadden overleefd. Mijn vader was al wat ouder en had de Eerste Wereldoorlog meegemaakt, waardoor hij andere mensen heeft kunnen steunen.”

Dochter Lucienne Maes, vroeger en nu.

“Zelf heb ik mijn vader mijn ganse leven moeten missen. Huwen en moeder worden zonder dat hij erbij was, dat was niet fijn. Toen ik zelf een druk huishouden had, stond ik er niet al te veel bij stil, maar nu denk ik elke dag aan hem. Ik ben nog goed van geest, maar lichamelijk beginnen de kwaaltjes te komen. Ik hoop met heel mijn hart dat ik het nog mag meemaken als hij wordt gevonden.”

Meest gelezen