Onderwijsvereniging van Steden en Gemeenten dwingt overleg af over centrale toetsen
Vanaf 2024 zullen leerlingen in lager en middelbaar onderwijs op cruciale momenten een centrale toets moeten afleggen. De Vlaamse regering wil op die manier de kwaliteit van het Vlaamse onderwijs bewaken. De voorbereidingen voor die centrale toetsen zijn volop aan de gang. Maar er is nog geen wettelijk kader en dat is volgens de Onderwijsvereniging van Steden en Gemeenten (OVSG) de wereld op zijn kop: "zo'n hervorming moet doordacht en grondig gebeuren en daarvoor is debat nodig".
Leerlingen zullen vanaf 2024 op vier sleutelmomenten een centrale toets moeten afleggen. In het lager onderwijs is dat in het vierde en laatste jaar. In het secundair is dat in het tweede jaar en in het zesde. Dat klinkt op het eerste gezicht onschuldig, maar er schuilen onbedoelde gevolgen om de hoek.
Waarover gaat het?
De centrale toetsen worden enkel afgelegd voor de vakken Nederlands en Wiskunde. Vijf universiteiten en twee hogescholen zijn die centrale toetsen nu al aan het voorbereiden, bijgestaan door de ambtenaren en het kabinet Onderwijs.
"Bij het opstellen van de vragen is het belangrijk om te weten welk doel ze hebben", zegt Walentina Cools, algemeen directeur van OVSG "en dat doel ligt nog niet vast in een decreet. Dat is niet zo onschuldig, want er worden nu al keuzes gemaakt door de mensen die de toetsen ontwikkelen, terwijl dat in een democratisch debat moet beslist worden."
Volgens OVSG is formeel overleg met de onderwijsverstrekkers noodzakelijk. "Alleen op die manier zijn we zeker dat onze bedenkingen en standpunten gehoord worden en straks ook in het parlement besproken worden bij het maken en stemmen van het decreet over de centrale toetsen."
"Nu worden we alleen informeel gehoord in denkgroepen, als een soort klankbord," zegt Cools "we weten dus niet of er ook rekening mee gehouden wordt." Daarom wil het OVSG formeel overleg afdwingen en dat zou mogelijk zijn via een artikel in de wetgeving dat zegt dat bij een grondige onderwijshervorming een zogenoemd Schoolpactoverleg moet starten.
Wat zou er mis kunnen gaan?
Centrale toetsen, waarbij alle leerlingen dezelfde vragen voorgeschoteld krijgen, kunnen een indicatie geven over de kwaliteit van het onderwijs voor die vakken. Maar er schuilen ook wat gevaren om de hoek.
"Wie is de eigenaar van de resultaten?", werpt Cools op en daarin wordt ze bijgevallen door Lieven Boeve van Katholiek Onderwijs Vlaanderen. "Dat is essentieel. Want als de resultaten onder openbaarheid van bestuur vallen, dan kan iedereen die resultaten opvragen. En dan kan het vergelijken van scholen beginnen." Dat heeft volgens de onderwijsverstrekkers geen zin omdat verschillende factoren samen het resultaat bepalen. Je kan een school niet op basis van een centrale toets indelen in een categorie goed, minder goed of uitmuntend.
"Het zou ook kunnen ingezet worden bij de beoordeling van een individuele leerling," is een andere vrees. "Er gaan stemmen op om het resultaat te gebruiken in de evaluatie in de klassenraad", zegt Cools "terwijl wij van mening zijn dat een leerkracht zelf het beste geplaatst is om een leerling te evalueren."
"Uit internationaal onderzoek blijkt dat leerkrachten hun lessen aanpassen in functie van de centrale toets, " zegt Lieven Boeve van het Katholiek Onderwijs. "De les draait dan niet meer om leren, maar wel om welke specifieke leerstof de leerling moet kennen voor die toets én om hoe je zo'n centrale toets aflegt."
Wat is de bedoeling?
Het doel van de centrale toetsen is het bewaken van de onderwijskwaliteit. "We zijn ook helemaal niet tegen toetsen om tot meer kwaliteit te komen," zegt Cools. "Als enkel de scholen zelf hun resultaten krijgen, krijgen ze een spiegel voor en kunnen ze daarmee aan de slag."
"Met de resulaten van alle Vlaamse leerlingen samen, kun je ook in het oog houden hoe ons onderwijs evolueert in de tijd" voegt Boeve toe. "Maar dan is het wel noodzakelijk dat de data anoniem zijn, enkel voor wetenschappelijk onderzoek."
Wat kost het?
Over de kostprijs van de centrale toetsen is geen duidelijkheid. Aan de ontwikkeling door universiteiten en hogescholen hangt een kostenplaatje. En ook nadien, bij de organisatie. "Om hoeveel geld gaat het? En waar zal dat geld gehaald worden?", vraagt Cools zich af. "Moet er bespaard worden op andere posten in het onderwijs om de centrale toetsen mogelijk te maken?"