Monsterverkiezingen in Servië, het Balkanland dat houdt van Moskou én van Brussel
Er bestaat zo goed als geen twijfel over dat de Servische president Aleksandar Vucic en zijn partij SNS (Servische Progressieve Partij) opnieuw een overwinning behalen in de monsterverkiezingen van vandaag. Het gaat zowel om presidentsverkiezingen als om (vervroegde) parlementsverkiezingen, en in een reeks gemeenten – waaronder de hoofdstad Belgrado – is er ook nog een lokale stembusgang. Maar ondanks de quasi-zekerheid dat de nationale machthebbers dezelfde blijven, zijn er nogal wat verschillen met vorige verkiezingen. Om er maar één te noemen: de oppositie doet mee…
De nationalistische/populistische regeringspartij SNS is in Servië al tien jaar aan de macht. Daarvóór hadden pro-Europese en hervormingsgezinde partijen het meer dan een decennium lang voor het zeggen, maar die hebben er op zijn zachtst uitgedrukt een potje van gemaakt. SNS en vooral (sinds 2017 president) Vucic hebben hun greep op de Servische maatschappij sindsdien alsmaar versterkt. Critici hebben het over een autoritair bewind, waar geen tegenspraak wordt geduld.
Vrije verkiezingen zonder persvrijheid?
Officieel is er nog persvrijheid in Servië. Maar in de praktijk zijn veel kritische media monddood gemaakt, onder meer omdat ze financieel gekortwiekt werden. Voormalige onafhankelijke kranten of zenders werden overgenomen door oligarchen die ervoor zorgden dat de redactie volledig op de lijn van de overheid terechtkwam. En de staatstelevisie RTS – voor de meerderheid van de Serviërs de belangrijkste bron van informatie – is natuurlijk helemaal his master’s voice.
De oppositie wordt in de pro-regeringsmedia ofwel doodgezwegen, ofwel zwartgemaakt. En dat is zeker zo met verkiezingen in het vooruitzicht. De online nieuwssite Euractiv berekende dat president Vucic tijdens de voorbije maand januari meer dan 129 uur zendtijd kreeg op de Servische televisie. Kritische stemmen moesten het stellen met amper 1% van alle zendtijd. Op die manier kan je niet bepaald van vrije verkiezingen spreken.
Dat was precies ook een van de redenen waarom de Servische oppositie de vorige parlementsverkiezingen (in 2020) boycotte. Resultaat: een opkomst van minder dan de helft van de kiezers. Maar de afwezigheid van de oppositie leverde regeringspartij SNS ook een nooit-geziene meerderheid op in het parlement, ze behaalde 191 van de 250 zetels. Vucic en zijn politieke vrienden kregen daarmee de zo goed als volledige en ongecontesteerde controle over het beleid in Servië.
BEKIJK: Waarom is de oorlog in Oekraïne ook in Servië een belangrijk thema? Klik op de video.

'Verenigde' oppositie
Met deze verkiezingen ligt dat toch anders. Voor het eerst sinds lang heeft de Servische oppositie zich min of meer verenigd. Er werd een coalitie gevormd – ‘Verenigd Servië’ – waar een hele rits partijen deel van uitmaakt, onder meer DS, de pro-Europese Democratische Partij die zelf lange tijd aan de macht is geweest. Voor de presidentsverkiezingen kon Verenigd Servië zelfs een gemeenschappelijke kandidaat voorstellen: Zdravko Ponos, een voormalige stafchef van het Servische leger.
Maar helemaal verenigd is de oppositie toch niet. Er is nog een andere ruime coalitie die aan de verkiezingen deelneemt. Ze heet ‘Moramo’ (‘Wij moeten’), een amalgaam van linkse en groene organisaties. Dat groene element is iets nieuws in Servië. Bij een deel van de bevolking is het ecologisch bewustzijn de voorbije jaren aanzienlijk gegroeid. Dat heeft deels te maken met al lang aanslepende grootschalige vervuiling van verouderde fabrieken. Maar de voorbije maanden was het toch vooral de affaire ‘Rio Tinto’ die veel Serviërs op de barricades heeft doen terechtkomen.
De ecologische factor
Rio Tinto is een Brits-Australisch mijnbedrijf dat van plan was om lithium te gaan ontginnen in een landbouwgebied in het westen van Servië.
Daartegen is zoveel protest gekomen – inclusief wekelijkse betogingen in tientallen steden – dat de Servische overheid onlangs besliste om het hele project te schrappen.
Het valt nu te bekijken in hoeverre die ecologische factor ook een invloed zal hebben in het stemhokje.
In totaal zou de Servische oppositie volgens peilingen kunnen rekenen op zowat een kwart van de stemmen. Dat is te weinig om de huidige machthebbers te onttronen, maar het zou gezien de regeringscontrole op de media wel een opmerkelijk resultaat zijn. Bij de laatste verkiezingen waaraan de oppositie nog deelnam – in 2016 – hadden de meeste niet-regeringsgezinde coalities moeite om de kiesdrempel van vijf procent te overschrijden.
Vucic en zijn SNS krijgen dus voor het eerst sinds lang ernstige tegenwind bij verkiezingen. Wellicht niet toevallig gaf de president in januari al een cadeau van 100 euro steun aan jongeren tussen 18 en 29. En als hij de verkiezingen wint, dan komt daar nog eens 100 euro bovenop, zo beloofde Vucic een paar weken later. Tussen neus en lippen loste hij ook het nieuws dat enkele niet nader genoemde grote autoconstructeurs van plan zijn om de komende maanden naar Servië te komen, "wat al onze problemen zou oplossen". Van verkiezingstactiek gesproken.
In zijn televisieoptredens schermt Vucic ook vaak met de successen van wat hij zijn buitenlandse ‘multivectorbeleid’ noemt. Hoewel hij zichzelf voorstander noemt van het toekomstige EU-lidmaatschap, is hij ook goede vrienden met de Chinezen (die in Servië deelnemen aan verscheidene investerings- en infrastructuurprojecten), en vooral met de Russen. Tijdens zijn carrière had Vucic verscheidene ontmoetingen met zijn ambtgenoot Poetin, de laatste keer gebeurde dat nog in november van vorig jaar, in de Russische badstad Sotsji. Daar kwam onder meer een interessante gasdeal uit.
De Russische broeders
Vucic (en met hem het overgrote deel van de Serviërs) beschouwt Rusland als broederland nummer één, door onder meer de historische banden (de Eerste Wereldoorlog ging van start toen Rusland zijn bondgenoot Servië ter hulp schoot tegen de Habsburgers) en de gemeenschappelijke christelijk-orthodoxe godsdienst. Toen de Russische invasie in Oekraïne begon, weigerde Servië sancties uit te vaardigen tegen Moskou, ondanks druk van de Europese Unie. Luchtvaartmaatschappij Air Serbia bleef als enige in Europa op Moskou vliegen.
Toch is Oekraïne een moeilijke affaire voor Vucic. Hij wil zijn banden met de EU en het Westen niet helemaal verknoeien. Daarom stemde Servië in de Verenigde Naties wel mee met een resolutie die de Russische invasie veroordeelde. En Vucic verklaarde dat hij achter de ‘territoriale integriteit’ van Oekraïne staat. Maar de Servische president moet ook rekening houden met zijn achterban. Een flink deel daarvan staat pal achter Rusland. Servië was niet voor niets het enige Europese land waar stevige betogingen pro-Rusland werden gehouden.
Zal Vucic na de verkiezingen zijn banden met de EU weer aanhalen, omdat daarmee de meest concrete economische voordelen te rapen vallen? Het zal de komende weken en maanden moeten blijken. Intussen is het uitkijken naar de resultaten van de oppositie. Want al zal die oppositie Vucic en zijn partij wellicht niet van de troon kunnen stoten, op lokaal vlak zijn er misschien toch overwinningen te boeken, zoals in de hoofdstad Belgrado. En dat kan dan een springplank zijn voor een gestage politieke ommekeer in Servië. Niet ondenkbaar; het land heeft in zijn recente verleden al veel opmerkelijke bochten gemaakt.