DLE

Hoe zijn we in deze opvangcrisis beland?

Staatssecretaris voor Asiel en Migratie Nicole de Moor (CD&V) heeft samen met de federale regering een akkoord bereikt over structurele maatregelen om de opvangcrisis aan te pakken. De crisis sleept intussen al anderhalf jaar aan: asielzoekers kunnen zich wel registreren, maar worden daarna naar de uitgang begeleid en op straat gezet. Zeker alleenstaande mannen overkomt dat, maar een paar keer was er zelfs voor kinderen geen bed in de opvang. Hoe is het zover kunnen komen? 

Vorig jaar kwamen 32.219 asielzoekers aan in ons land die om internationale bescherming vroegen. Dat zijn er bijna 9.000 meer dan in 2019, maar die aantallen blijven wel onder de piek van de asielcrisis in 2015. Toen kwamen er 39.064 nieuwe asielzoekers aan. Ook tijdens de asielcrisis van 2000 lag het aantal aanvragen een pak hoger dan het afgelopen jaar. 

Dat het aantal nieuwe asielzoekers nu opnieuw stijgt, is dus niet abnormaal. Het aantal schommelt doorheen de tijd met om de paar jaar een nieuwe piek. Het is vaak een combinatie van factoren die meespelen in die fluctuaties.

Wat met de Oekraïense vluchtelingen?

Er kwamen vorig jaar ook zo'n 63.400 Oekraïense vluchtelingen toe in België. Zij kregen meteen bescherming via het statuut van tijdelijk ontheemden, en hoeven dus niet de reguliere asielprocedure te doorlopen. De gewesten zijn verantwoordelijk voor hun onderkomen. Ze kunnen ook in tegenstelling tot een asielzoeker een leefloon vragen. Het overgrote deel van de Oekraïense vluchtelingen kon terecht bij gezinnen thuis, anderen in speciaal gebouwde nooddorpen met containers, nog anderen kregen van gemeenten een bed. Zij zetten dus geen extra druk op de opvangcapaciteit van Fedasil. Daarom laten we de vluchtelingen uit Oekraïne verder buiten beschouwing. 

Waarom zijn er te weinig opvangplekken?

Een asielaanvraag wordt onderzocht door de Dienst Vreemdelingenzaken én het Commissariaat-Generaal voor Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS). De dossierbehandelaar zal daarvoor de asielzoeker grondig ondervragen. Alle informatie en gegevens worden daarna vergeleken met internationale rapporten over het land van herkomst en vaak ook met rechtstreekse contacten daar. 

Maar door de grote achterstand in de behandeling van die dossiers duurt het gemiddeld anderhalf jaar voor een asielzoeker een oordeel krijgt. Al die tijd zit hij of zij te wachten en bezet zo een bed in het opvangnetwerk. Eind 2022 was er bij het Commissariaat een achterstand van zo'n 11.600 dossiers. 

Op dit moment komen er meer asielzoekers in het opvangnetwerk aan dan er vertrekken. Doordat ze zolang op de behandeling van hun dossier moeten wachten, blijven ze ook lang een bed bezetten. Dat onevenwicht tussen "in" en "uit" het opvangnetwerk zorgt ervoor dat er almaar meer opvangplaatsen nodig zijn. 

In 2015 kwamen er op korte tijd veel asielzoekers aan in ons land. Toen slaagde het Commissariaat-Generaal erin om op relatief korte tijd de dossiers te behandelen en konden asielzoekers snel het opvangnetwerk verlaten. 

Het Commissariaat-Generaal heeft de voorbije jaren veel personeel aangeworven en er komt er nog meer bij. Toch lukt het voorlopig niet om veel meer dossiers te behandelen.  Bij het Commissariaat klinkt het dat het nieuwe personeel eerst nog een opleiding moet krijgen. Andere bronnen zeggen dat er een groot verloop is bij het personeel waardoor telkens weer nieuwe mensen opgeleid moeten worden. In elk geval, de achterstand wegwerken, lukt nog niet. 

Waarom is het zo moeilijk om opvangplaatsen bij te maken?

Je kan proberen om de dossierachterstand weg te werken, maar in afwachting daarvan kan je ook proberen om meer bedden te creëren. Fedasil opende het afgelopen jaar 4.000 extra opvangplekken. Dat is een pak minder dan de 17.400 plaatsen die tijdens de asielcrisis van 2015 op een half jaar tijd werden gevonden onder voormalig Staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Theo Francken (N-VA). 

Maar na de piek van 2015, zijn die extra plekken ook weer in sneltempo afgebouwd. Het aantal asielaanvragen daalde in 2016 opnieuw en ook de dossierachterstand werd in die periode zo goed als weggewerkt. Er vertrokken dus meer mensen uit het opvangnetwerk dan er binnenkwamen, waardoor er minder plaatsen nodig waren. Ondanks aandringen van Fedasil werden er geen bufferplaatsen behouden om snel te kunnen reageren op een eventuele volgende stijging van asielzoekers.

Voor de extra opvangplekken in 2015 sprong vooral het leger massaal bij. Dat doet het nu niet. Enkel de militaire sites van Berlaar en Glons zijn ter beschikking gesteld, maar zonder defensiepersoneel. Ook de voorzieningen zoals bedden, douches en keukens moeten door Fedasil zelf opgebouwd worden. Een deel van de opvangplaatsen uit 2015 bleef wel behouden. Zeven andere militaire sites (en de opvangplekken) die toen werden opengesteld, zijn overgedragen aan het Rode Kruis of Fedasil.

Daarnaast werd er in 2015 een beroep gedaan op de lokale besturen. Al werden die opvangplaatsen uiteindelijk maar deels benut. De besturen moesten plaatsen vrijhouden, maar die plekken werden vaak niet ingevuld. Steden en gemeenten staan daarom vandaag niet te springen om zelf opnieuw opvangplaatsen voor asielzoekers te creëren. Bovendien zorgen zij al voor de opvang van de Oekraïense vluchtelingen. Ook de huidige staatssecretaris, Nicole De Moor (CD&V), is geen voorstander van een verplicht spreidingsplan bij de steden en gemeenten.

Het vinden van locaties blijkt dus de grootste uitdaging om opvangplaatsen bij te maken. Burgemeesters zijn meestal niet happig op de komst van een asielcentrum in hun gemeente. De Moor kijkt nu in de richting van pontons in het water, zoals er al één bestaat in Gent. Daarnaast krijgt België 600 extra wooncontainers van Europa, maar daarvoor is ook nog geen locatie gevonden.

Om te vermijden dat bij elke stijging van asielzoekers nieuwe opvangplaatsen en locaties moeten worden gezocht, zouden er dus permanente bufferplaatsen moeten komen. Dat zijn opvangplaatsen die sluiten als er minder asielzoekers zijn, maar die beschikbaar blijven om snel weer te openen bij een stijging. Al sinds 2011 is er discussie over zulke bufferplaatsen. 

Waarom is er geen betere spreiding in de Europese Unie?

Het is moeilijk om alle 27 lidstaten van de EU op één lijn te krijgen over asiel en migratie. Wel bestaat er de zogenaamde Dublinverordening. De Moor verwijst regelmatig naar één regel uit die verordening. Namelijk dat het eerste land waar een asielzoeker voet aan wal zet, verantwoordelijk is voor de asielprocedure.

Omdat het voor de meeste asielzoekers onmogelijk is om met het vliegtuig naar Brussel te komen, reizen ze over land en zee. Dat betekent dat de overgrote meerderheid die in België aankomt, door andere EU-lidstaten heeft gereisd. Als daarvan sporen terug te vinden zijn, zoals vingerafdrukken of een eerdere asielaanvraag, kan België aan het eerste land vragen om de asielzoeker terug te nemen. Dat eerste land moet dan de asielaanvraag behandelen.   

In de praktijk loopt het Dublinsysteem stroef en weinig efficiënt. Lidstaten die aan de buitengrenzen liggen van de EU, staan vaak tegenover de meer centraal gelegen landen. In 2022 had de Belgische Dienst Vreemdelingenzaken met andere EU-lidstaten een akkoord voor 8442 asielzoekers, die volgens het Dublinsysteem België moesten verlaten. Van slechts 825 personen (10 procent) weten we dat ze ook effectief vertrokken zijn.  

Er is in het verleden meermaals geprobeerd om de asielzoekers billijk te spreiden over alle lidstaten. In 2016 was er een akkoord over een spreidingsplan, maar dat werd in praktijk nooit uitgevoerd. Sinds 2018 zijn er opnieuw pogingen ondernomen om nieuwe migratieakkoorden te sluiten tussen de 27 lidstaten. Tot op vandaag zonder succes.

Illegalen zitten niet in het opvangnetwerk

Vorig jaar werd ongeveer de helft van de asielzoekers na onderzoek erkend als vluchteling. Wie geweigerd wordt, krijgt een papier met een bevel om het land te verlaten. Voorlopig is er weinig zicht op wat een geweigerde asielzoeker daarmee doet. Door getuigenissen van hulporganisaties en acties van mensen in illegaal verblijf, weten we dat velen van hen in ons land blijven. De levensomstandigheden waarin ze overleven, zijn vaak onmenselijk. Vaak worden ze uitgebuit in illegale tewerkstelling. Maar ze belasten niet het opvangnetwerk van Fedasil.

Meest gelezen