CHECK: 56% of 79%? Welk aandeel heeft de landbouw in het stikstofdossier nu echt? 

Op het internet en in de media gaan verschillende cijfers rond over het aandeel dat de landbouw heeft in het hele stikstofdossier. Sommige lezers en luisteraars wijzen ons erop dat het om iets meer dan 56 procent zou gaan. Andere bronnen, zoals het Krokusakkoord en N-VA-voorzitter Bart De Wever, spreken over 79%. Wat is het nu? 

In het kort

Er is onduidelijkheid over het precieze aandeel dat de landbouwsector in het stikstofdebat heeft. Volgens sommige mensen bedraagt dat 56,34% en moet er meer naar de industrie gekeken worden. Volgens anderen gaat het om 79% en is de invloed van de industrie bijna verwaarloosbaar.

Wat klopt hiervan? Beide cijfers kloppen, alleen slaan ze op verschillende zaken:  Mensen die 56,34% aanhalen spreken over de stikstofuitstootcijfers van de landbouw. Wie het over 79% heeft, bedoelt dan eerder de binnenlandse stikstofneerslag.  

In welke mate speelt de landbouw een rol in de veelbesproken problematiek rond stikstof? Volgens sommigen zijn de lasten bijna gelijkmatig verdeeld tussen boer en industrie. Iemand laat ons bijvoorbeeld per mail weten dat op de website van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) te lezen staat dat het uitstootaandeel stikstof van de landbouw 56,3 procent bedraagt. Volgens anderen zorgt de veestapel toch vooral voor het probleem. 

"De bittere realiteit is dat 79 procent van het stikstofprobleem op dit moment bij de landbouw zit, en maar enkele procenten bij de industrie", zei N-VA-voorzitter Bart De Wever bijvoorbeeld vorige zaterdag nog aan de ontbijttafel bij onze VRT-collega Michaël Van Droogenbroeck

Rond minuut 2:33 zegt De Wever dat 79% van het stikstofprobleem bij de landbouw zit

Videospeler inladen...

Uitstoot of neerslag?

Waar komt die 79% nu eigenlijk vandaan? Die komt eigenlijk letterlijk uit het Vlaamse Krokusakkoord rond stikstof dat het departement Omgeving vorig jaar opstelde. Daarin staat: "Landbouw is immers verantwoordelijk voor 79% van de binnenlandse stikstofneerslag en daalt niet, de industrie vertegenwoordigt slechts 3,71% en is in dalende lijn."

Michiel Verhamme, woordvoerder van de VMM, legt uit dat het Krokusakkoord spreekt over stikstofneerslag of -depositie. Dat is voor alle duidelijkheid iets anders dan de stikstofuitstoot of stikstofemissie. Met stikstofneerslag bedoelen we het neerslaan van ammoniak en stikstofoxiden in natuurgebieden. De uitstoot is het stikstof dat in de lucht terecht komt. 

Het politiek beleid is er vooral op gericht om die uitstoot te verminderen aangezien de neerslag dan sowieso volgt. De neerslag heeft vooral een effect op de planten en biodiversiteit, terwijl de uitstoot meer op de menselijke gezondheid speelt.

Ammoniak, een schadelijke stikstofverbinding die vooral bij landbouw voorkomt, heeft de eigenschap dicht bij de bron van uitstoot neer te komen en heeft lokaal dus een hoge stikstofneerslag.

Kijken we naar de stikstofuitstoot, dan zien we inderdaad dat de landbouw ongeveer 56,4 procent voor zijn rekening neemt. 

Buitenlands stikstof

Maar nu gaat het dus over de stikstofneerslag, waarover de VMM ook rapporteert. Wie die bekijkt, ziet dat de landbouw "slechts" 42,9 procent voor zich neemt. Vanwaar dan die 79 procent?  

Dat verschil komt door wat exact mee in rekening wordt genomen. De VMM neemt ook de cijfers van stikstofneerslag afkomstig van uitstoot uit buurlanden als Nederland en Duitsland mee op in haar berekening. Dat wil zeggen: de neerslag die bijvoorbeeld van bedrijven net over onze landsgrenzen komt binnendrijven. Door die cijfers mee op te nemen zakt dus het aandeel van de 'binnenlandse' neerslag van de eigen landbouw. 

Als we die buitenlandse 'import' neerslag uit de berekening halen stijgt het aandeel van de landbouw. 

Hoger aandeel

Maar hoeveel stijgt dat aandeel dan? Daar bestaat een rekenformule voor, zegt het Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoek (VITO). 

Om het binnenlands aandeel van de landbouwsector op de neerslag te kennen, moeten we het huidige landbouwaandeel delen door de som van alle aandelen van andere sectoren (behalve dat van de import). Dat resultaat vermenigvuldigen we met honderd om weer tot een percentage te komen. 

We berekenen het binnenlands neerslagaandeel stikstof voor de landbouw door volgende deling: 

42,9 (aandeel landbouw) 

gedeeld door de som  

42,9 (landbouw) + 7,0 (transport) + 1,5 (industrie) + 0,2 (energie) + 1,8 (overige)

= 0,8034 x 100 = 80,34 %

*bron cijfers: VMM/VLOPS22

Maak je die berekening, dan kom je uit op een neerslagaandeel van net iets meer dan 80 procent voor de landbouw. En dat ligt nagenoeg gelijk met de 79 procent die bijvoorbeeld Bart De Wever aanhaalde. 

Bij benadering klopt het dus dat de landbouw een groot percentage van de stikstofproblematiek vertegenwoordigt en de industrie een veel kleiner aandeel heeft. Tenminste als we kijken naar de stikstofneerslag en ons focussen op onze eigen bedrijven zonder rekening te houden met het buitenland. Wie wil aantonen dat de landbouw een kleiner aandeel heeft, zal wellicht verwijzen naar de stikstofuitstoot of zal ook buitenlandse neerslag bij de percentages rekenen.

Conclusie

  • Er circuleren verschillende cijfers over het aandeel dat de landbouw in de stikstofcrisis heeft. De een zegt dat veeteelt voor 56 procent verantwoordelijk is voor stikstof, de ander haalt 79 procent aan.
  • Beide cijfers zijn correct, afhankelijk van de interpretatie.
  • Wat betreft stikstofuitstoot beslaat de landbouw ongeveer 56% van de verdeling.
  • Als het gaat over stikstofneerslag of wat daadwerkelijk op de bodem en in het water terecht komt, heeft de landbouw een kleiner aandeel (42%), tenminste wanneer we ook de import van buitenlands stikstof meerekenen.
  • Wanneer we die buitenlandse stikstofneerslag buiten beschouwing, neemt de landbouw een veel groter aandeel (80%) in.
  • Zowel uitstoot als neerslag zijn problematisch. Het beleid is er vooral op gericht de uitstoot te verminderen omdat de neerslag dan volgt.

Meest gelezen