75 jaar geleden: de Gutt-operatie tegen de inflatie en de oorlogswinsten
75 jaar geleden moeten de Belgen al hun bankbriefjes inruilen voor een beperkte som nieuwe biljetten. Minister van Financiën Camille Gutt wil zo de strijd aangaan tegen de inflatie en de zwarte oorlogswinsten aanpakken.
Dit is een bijdrage van Dirk Luyten, historicus en sinds 1999 onderzoeker bij het Rijksarchief/CEGESOMA en specialist van de economische collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog en de repressie ervan en de geschiedenis van het sociaal beleid. Eindredactie en illustratie Tim Trachet/Jan Ouvry. Meer over België tijdens en na de Tweede Wereldoorlog vindt u op "Belgium WW II".
Op 12 oktober 1944 houdt minister van Financiën Camille Gutt een radiotoespraak waarin hij de grootschalige, ingrijpende geldruiloperatie toelicht die op 9 oktober van start is gegaan. Tussen 9 en 12 oktober moet de bevolking haar Belgische franken omruilen voor een beperkte som nieuwe biljetten, de rest wordt geblokkeerd en komt slechts mondjesmaat vrij.
Deze grootschalige monetaire operatie gaat de geschiedenis in als de ‘Gutt-operatie’. Veel voorbereidend werk is gedaan door de Nationale Bank, die ook instaat voor de uitvoering, samen met de banken en de postkantoren. Niet iedereen is gelukkig met deze ingrijpende maatregel die protest uitlokt. Bepaalde uitzonderingen en de eraan gekoppelde fiscale maatregelen zijn een steen des aanstoots.
Bekijk hieronder de beelden en lees verder onder de video:

Monetaire sanering
Tijdens de bezetting zijn de geldhoeveelheid en de prijzen sterk gestegen. De geldhoeveelheid is gegroeid van 50, 5 miljard Belgische frank in mei 1940 tot 164,6 miljard Belgische frank op 6 oktober 1944. Tegenover dit geld staan niet meer goederen: de bezettingseconomie is een schaarste-economie, vooral het voedseltekort is nijpend en quasi-permanent.
Het gevolg is dat de prijzen spectaculair stijgen, vooral op de zwarte markt : vergeleken met het begin van de bezetting liggen de prijzen 18 keer hoger in november 1943. Op de zwarte markt is voor wie geld heeft heel veel te koop. Mede als gevolg van de lage officiële prijzen (de prijzen worden geblokkeerd en gereglementeerd) neemt de zwarte markt een hoge vlucht en groeit uit tot een ware institutie, die professionele zwarthandelaren, zgn. ‘smokkelaars’, op korte tijd heel erg rijk kan maken. De Belgische frank verliest waarde. In mei 1944 verliest de frank ook officieel aan waarde tegenover het goud en wordt 32,6 % minder waard in vergelijking met de periode voor de oorlog.
Een grote geldhoeveelheid zal, zo is de verwachting, na de bevrijding tot economische problemen leiden. De tekorten allerhande zullen immers niet van de ene op de andere dag verdwijnen. Bovendien zullen de vele geallieerde soldaten op Belgische bodem na de bevrijding de vraag nog doen toenemen.
De Gutt-operatie moet door de geldhoeveelheid in omloop te beperken, verdere economische ontwrichting tegengaan. Tweede doel van de operatie is om gemakkelijker belasting te heffen op de hoge oorlogswinsten en de door velen als schokkend ervaren verrijking van de zwarthandelaren.
Ten slotte wil men vermijden dat de situatie van na de Eerste Wereldoorlog zich herhaalt, toen de munt instabiel werd.
Geld inleveren
De operatie gaat concreet als volgt in zijn werk. Iedereen moet bij daartoe gemachtigde banken of bij de postkantoren zijn geld inwisselen. Per gezinslid wordt maximum 2000 frank in nieuwe biljetten uitgekeerd. De rest komt op een geblokkeerde rekening. Bestaande rekeningen worden eveneens geblokkeerd. Pas einde oktober kan maximum 3000 frank per gezinslid in biljetten worden omgezet. Voor ondernemers gelden specifieke regels, bijvoorbeeld om de lonen te kunnen betalen (wat in die tijd nog meestal in cash gebeurt).
Het gevolg van de operatie is dat er veel minder geld in omloop is, wat de kans op inflatie moet doen afnemen. De tegoeden op de rekeningen worden voor 60% omgezet in een verplichte staatslening die aanvankelijk pas na 40 jaar (in 1984 dus) zou worden terugbetaald; uiteindelijk wordt de operatie afgerond in 1971. De overige 40% zouden eerder, maar geleidelijk worden vrijgemaakt. Voor spaartegoeden, effecten, goud en deviezen geldt een aangifteplicht. Wat niet is aangegeven, kan later niet meer gebruikt of verhandeld worden.
Achterpoortjes
Hoewel het systeem goed was doordacht, was het toch niet helemaal waterdicht. Wie een groot gezin had maar relatief weinig geld, kon voor rekening van anderen bankbiljetten bijhouden (er gold immers 2000 frank maximum voor elk lid van een gezin). Briefjes van twintig en vijftig frank ontsnapten aan de maatregel : hier kon in gehandeld en zelfs mee gespeculeerd worden.
Al in september 1944 wordt de maatregel verwacht : het Staatsblad van 5 september publiceert voorlopige maatregelen met het oog op een muntsanering. Om technische redenen, vooral een gebrek aan schepen om de nieuwe in Londen gedrukte biljetten te transporteren, loopt de operatie vertraging op.
In tussentijd kan wie veel geld heeft dat (deels) omzetten in waardevaste goederen zoals juwelen, postzegels, uurwerken, kunst en antiek, piano’s… Ook fietsen, vensterglas, trein- en tramtickets en voedsel doen dienst als alternatieve investering.
Er zijn een aantal uitzonderingen voorzien. Zo geldt de regeling niet voor publieke instellingen, waaronder ook kloosters, kerken en caritatieve en culturele organisaties vallen. Langs die weg kan de maatregel omzeild worden en meer geld beschikbaar blijven van rijkere gezinnen of ondernemers. Sommigen bieden kloosters of liefdadige instellingen aan een fors bedrag te schenken… als de milde schenker de helft of zo daarvan terugkrijgt in nieuwe biljetten.
Anekdotes
Wie veel geld heeft, koopt om het even wat, als het maar waarde heeft. De prijzen voor bont, schilderijen en juwelen schieten dan ook de hoogte in. Een dame koopt naar verluidt bij een chocolatier in één keer voor 3500 frank aan pralines. Mensen lopen boerderijen af om schapen of eenden aan te schaffen. In de post staan hele rijen om massaal postzegels en fiscale zegels te kopen. Op trams koopt men bij elke rit zoveel mogelijk tienrittenkaarten, liever dan een eenvoudig kaartje.
Er is het verhaal van een boer die hele boekenkasten vol boeken koopt en een andere met twee piano’s, één aan elke kant van de schoorsteen. Er zijn inderdaad nogal wat boeren die tijdens de oorlog goed hebben verdiend met de verkoop van hun producten op de zwarte markt.
Arme kroostrijke gezinnen ruilen bankbiljetten voor rekening van wie te veel geld heeft, tegen een billijke vergoeding. Er ontstaan officieuze handeltjes waarbij oude biljetten tegen een veel lagere waarde worden gewisseld voor nieuwe.
Er zijn er ook die gewoon hun oud papiergeld weggeven, liever dan het te verbranden of – zoals alweer een boer gedaan zou hebben – het als behangpapier te gebruiken. Kerken blijven ‘s nachts open opdat mensen er discreet hun geld zouden kunnen achterlaten.
Camille Gutt vertelt in zijn memoires dat hij ontroerende dankbrieven kreeg van religieuze gemeenschappen die dankzij hem zoveel gulle giften hadden ontvangen.
Er zijn ook minder prettige anekdotes. Een man pleegt zelfmoord na zijn matras vol bankbiljetten in brand te hebben gestoken. Hij laat een brief na waarin hij Gutt vraagt zijn begrafenis te betalen…
Oorlogsprofiteurs belasten
Daarnaast is het dus de bedoeling om verrijking als gevolg van de oorlog te belasten. Het wetsontwerp dat Gutt hierover in december 1944 bij het parlement indient, voorziet een belasting op de vermogensaanwas tussen mei 1940 en oktober 1944. De maatregel valt niet in goede aarde; de meeste kranten verzetten er zich tegen. De oppositie in het parlement tegen Gutts ontwerp, vooral van de katholieke rechterzijde zal leiden tot de val van de regering Pierlot in februari 1945.
De regering-Van Acker (Gutt is dan al geen minister meer) werkt in oktober 1945 een alternatief uit dat bestaat uit drie luiken. Winsten die het resultaat zijn van leveringen aan de vijand worden volledig weg belast. Winsten gerealiseerd tijdens de oorlog worden zwaar belast (minimum 70%). Ten slotte komt er een belasting van 5 % op kapitalen. Die belastingen kunnen worden betaald met het geld dat als verplichte staatslening geblokkeerd was. Op die manier worden de muntsanering en de fiscale maatregelen gekoppeld. Er is nog een andere band: de muntsanering geeft de overheid een inzicht in de financiële vermogens, wat ontduiking lastiger maakt.
Het is duidelijk dat de operatie Gutt ingrijpend is, vooral voor wie wat rijker is. Niet alleen kan men niet meer vrij over zijn geld beschikken, de overheid heeft een beter zicht op de vermogens en kan daarop belastingen heffen. De operatie zal dan ook nog lang aanwezig blijven in het collectieve geheugen.
In de periode zelf geeft de maatregel aanleiding tot protest, niet alleen in de pers en in het parlement, ook op straat. In Brussel bijvoorbeeld betogen handelaars en middenstandorganisaties tegen de operatie in november 1944. De arbeiders, die hun koopkracht sterk hebben zien dalen tijdens de oorlog hebben er niet zoveel problemen mee. De maatregel raakt hen veel minder en compenseert de als onrechtvaardig aangevoelde verrijking op de zwarte markt, waar lage inkomensgroepen het slachtoffer van zijn. In die zin toont de maatregel aan dat de effecten van de bevrijding sociaal erg konden verschillen.
De maatregelen van Gutt vonden navolging in andere bevrijde landen, zoals Nederland en Denemarken. Frankrijk deed het niet en werd nog enkele jaren door inflatie geteisterd terwijl de Belgische economie weer opbloeide.