De VRT heeft een uitgebreid historisch muziekarchief, met audio-opnames die dateren van de begindagen van de publieke omroep tot nu. Die muzikale fragmenten geven een brede kijk op de Belgische en Vlaamse cultuurgeschiedenis, van kinderliedjes en plaatselijke folklore, hoorspelen, volksmuziek, jazzconcerten en klassieke muziek gespeeld door de verschillende huisorkesten, tot meer recente opnames van festivals, concerten en studiosessies. Al die opnames worden veilig bewaard, zodat die brokjes erfgoed niet verloren gaan.
Het muziekarchief bezit net als het woord- en het beeldarchief een uitgebreide historische collectie. Om ervoor te zorgen dat al dat oude materiaal in de beste kwaliteit behouden blijft, zet het VRT-archief samen met meemoo (Vlaams instituut voor archief) sterk in op digitalisering en ontsluiting. Dat houdt in dat de archiefmedewerkers analoge opnames op oude dragers (zoals banden, platen, tapes, cd’s en cassettes) omzetten in digitale bestanden, en daarna beschrijven wat er exact te horen is. Aan de hand van die informatie of metadata kan iedereen het bestand gemakkelijk terugvinden.
Die ontsluiting gaat niet altijd even gemakkelijk. Soms ontbreken de fiches en dan ben je aangewezen op het etiket op de plaat. Dan staat daar dikwijls: ‘Interview met Jan’. Maar wie is Jan? Dus dan moet je luisteren naar wat je hoort, zodat je de plaat kan duiden in tijd en ruimte.”
Momenteel zijn de archiefmedewerkers bezig met een van de laatste, grote digitalisatieprojecten: de oude lak- en schellakplaten, beter bekend als de 78-toerenplaten. Een bijzonder omvangrijk project, want de VRT bezit maar liefst 15.000 lakplaten en 100.000 schellakplaten. Na het selecteren van de platen die relevant zijn voor de Belgische en Vlaamse cultuurgeschiedenis bleven er zo’n 42.000 items over om te digitaliseren en te ontsluiten.
Johan Favoreel: “Die lak- en schellakplaten bevatten een allegaartje aan geluid: klassieke muziek en concerto’s, maar ook geluiden voor luisterspelen, radioreportages op verplaatsing in fabrieken en leerlooierijen, interviews met piloten en andere nobele onbekenden. Zo bezit het muziekarchief een interview met de eerste piloot die naar Zaïre vloog, het huidige Congo. Er zijn ook veel veldopnames gemaakt. Radioreporter Pol Heyns was de man die zich daarmee bezighield. Hij trok daarvoor letterlijk met een recorder de straat op en liet mensen liedjes zingen, nam stoeten of hinkelspelen op. Echte folklore.”
Johan Favoreel: “Een musicoloog van het instrumentenmuseum, Wim Bosmans, heeft een boek geschreven over het leven en het werk van radioreporter Pol Heyns. Daarvoor is hij in ons archief gedoken, waar we al snel merkten dat er een aantal platen met veldopnames ontbraken. Dat wisten we, omdat er een lijst bestond met alle opnames. Niets aan te doen, dacht Wim, en hij schreef zijn boek op basis van de opnames die we wel vonden. Daarmee was de kous af.
Jaren later ging Wim op reis naar Oostenrijk, waar hij toevallig terechtkwam in de bibliotheek van Regensburg. Hij had zijn boek bij en legde het achteloos op de toonbank. De bibliothecaris wierp een snelle blik op de cover en zei: “Oh, dat is Pol Heyns, kent u die man?” “Ja natuurlijk”, zei Wim, “Ik heb een boek over hem geschreven.” De bibliothecaris reageerde daarop dat hij Wim absoluut iets moest laten zien. Wat bleek? De bibliotheek bezat een volledige doos met platen van Pol Heyns, de ontbrekende stukken uit het VRT-archief. Maar hoe kwamen die platen in Oostenrijk terecht?
Het mysterie raakte opgehelderd. Op het einde van de Tweede Wereldoorlog beseften de Duitsers in België dat ze aan de verliezende hand waren. Een Oostenrijkse officier wist het werk van Pol Heyns naar waarde te schatten en heeft een aantal platen van hem meegenomen naar huis en bij de bib afgegeven. Wim was de koning te rijk toen hij dat ontdekte. Hij had meteen een vervolg op zijn boek.”
Van ammoniak en was tot een helder geluid
Digitaliseren is cruciaal om het historische archief te kunnen bewaren voor de toekomst én om ervoor te zorgen dat programmamakers vandaag gebruik kunnen maken van dat materiaal. Met een 78-toerenplaat kan een radiomaker namelijk niets aanvangen in een radioprogramma.
Voor de archiefmedewerkers beginnen met het digitaliseren, brengen ze in kaart welk materiaal er allemaal in het archief aanwezig is. Het werk begint dus met het verzamelen en registreren van alle soorten dragers: cassettes, banden, platen, tapes, cd’s…
Je kan niet zomaar lukraak beginnen met digitaliseren, want elke drager heeft zijn eigen specifieke aanpak. Zo zijn er bijvoorbeeld lakplaten op staal, zink of aluminium, maar ook op glas of karton. Al die soorten hebben hun eigen wetmatigheden waar je rekening mee moet houden.”
Vervolgens registreren de medewerkers per soort drager hoeveel het er zijn, wat ze erover weten en in welke staat ze zich bevinden. Sommige dragers zijn in prima conditie, anderen moeten gerestaureerd worden. Daarna gaan de archiefmedewerkers op zoek naar de juiste weergaveapparatuur. Bij oude dragers is dat niet altijd even evident, omdat oude afspeelmachines vaak werden weggegooid zodra er nieuwe technieken op de markt kwamen. Oude apparaten werken ook niet oneindig lang. Die moeten dan eerst hersteld of gerestaureerd worden.
Eenmaal de archiefmedewerkers alles in kaart hebben gebracht en de geschikte apparatuur hebben gevonden, beginnen ze aan de digitalisatie zelf.
- Eerst krijgen alle platen een grondige wasbeurt op een speciale machine en onderzoeken de archiefmedewerkers hoe het met de lak is gesteld. Eventuele gaatjes worden opgevuld met was, zodat de naald zijn cirkel behoudt bij het afspelen. Platen die wit uitslaan door de palmolie uit de lak, reinigen ze grondig met verdunde ammoniak en een waterzuiger.
- Daarna zoeken de archiefmedewerkers naar de juiste naald en weergavecurve. Vervolgens leggen ze de drager op de juiste afspeelmachine en wordt hij gedigitaliseerd op een computersysteem. De digitale bestanden worden bewaard in het interne muziekbeheersysteem: Zappa. Daar voegen de medewerkers nog een hele reeks gegevens aan toe, zodat dat bestand vlot terug te vinden is.
Zo’n digitaal geluidsbestand is dan wel nog niet bruikbaar natuurlijk. Je hebt op dat moment letterlijk de digitale versie van een 78-toerenplaat, inclusief al het gepiep en gekraak dat erbij hoort. Dat moeten we nadien dan nog wat bewerken.”
Kartonnen dragers en fragiele bandjes
Het historische VRT-archief bevat verschillende soorten oude dragers: platen, tapes, cassettes, cd’s… Maar niet al die dragers doorstaan de tand des tijds even goed. En opmerkelijk genoeg zijn de meer recente dragers gevoeliger aan kwaliteitsverlies dan de oude:
Klaas Janssens: “Toen we van start gingen met onze digitalisatieprojecten zijn we noodgedwongen moeten beginnen met de meest recente opnames in het VRT-archief: CD’s en RDAT’s. RDAT’s zijn fijne, dunne bandjes waarmee je tot twee uur muziek kon opnemen. Het nadeel is dat ze zeer fragiel zijn en slechts tien jaar in goede staat kunnen meegaan.”
De oude dragers blijken met andere woorden de meest duurzame te zijn tot nu toe. Maar daartegenover staat dat ze wel complexer zijn om te digitaliseren, in tegenstelling tot de fragiele bandjes:
Klaas Janssens: “Qua complexiteit waren die bandjes wel het gemakkelijkste om te digitaliseren, om verschillende redenen: we waren er op tijd aan begonnen, de bandjes waren nog in perfecte conditie en we vonden veel opnametoestellen om ze af te spelen en te digitaliseren, want de bandjes waren nog van die tijd.”
De grootste digitalisatie-uitdaging wordt volgens de archiefmedewerkers gevormd door de lakplaten.
Die vormen samen met de schellakplaten de oudste dragers in het historische archief. Elke lakplaat bevat telkens een unieke opname, want ze kon maar één keer beschreven worden.
Klaas Janssens: “Zo’n lakplaat ontstond door op een drager – van staal, zink, aluminium, glas of karton, afhankelijk van wat er voorhanden was – een laagje lak aan te brengen, waarin men dan kon snijden. Het probleem daarmee is dat die laklaag waarop de muziek is geschreven na verloop van tijd los kan komen of kan verbrokkelen. Dat is eigenlijk een stuk geluid die uit je plaat verdwijnt. Met die platen hebben we heel wat werk. We moeten de ontbrekende stukken lak opvullen met was, zodat de plaat toch kan worden gespeeld. Je zal dat wel blijven horen als je de plaat afspeelt, maar door de was springt de naald tenminste niet weg.”
Er konden in de beginperiode maximaal twee tot drie minuten muziek opgenomen worden op lakplaten, maar dat evolueerde snel tot 15 à 25 minuten. En dat in tijden waarin vaak volledige klassieke concerten of opera’s te horen waren op de radio, die uren duurden. Een klassiek werk opnemen resulteerde dus al snel in tientallen platen. En dat brengt voor de archiefmedewerkers een extra uitdaging met zich mee, aangezien ze elke plaatkant afzonderlijk moeten archiveren. Het gevolg daarvan is dat ze met tientallen losse, digitale stukjes zitten die eigenlijk een groter geheel vormen.
Klaas Janssens: “Dat is dan ook de volgende stap: alle stukjes verzamelen en samenleggen om zo de puzzel te vervolledigen, door de afzonderlijke audiobestanden die bij elkaar horen te monteren tot een geheel.”
Johan Favoreel: “Een extra uitdaging daarbij is dat de platen niet in volgorde werden opgenomen. Voor de opname van een klassiek muziekstuk had de technicus verschillende platen nodig. Hij moest goed weten wanneer hij van de ene plaat naar de andere moest overschakelen. De voorkant van plaat 1 had bijvoorbeeld de eerste minuten muziek, waarna op de voorkant van plaat 2 de volgende minuten werd opgenomen. De achterkant van plaat 1 kon daarvoor niet gebruikt worden, want dan zou je de plaat moeten draaien bij de muziekovergang, en dat duurde te lang. Dus het opnamesysteem ging als volgt: 1-3, 2-4, 5-7, 6-8… Al die plaatkanten worden apart gedigitaliseerd. Het is een enorme puzzel om dat nu samen te brengen tot één muziekstuk.”
Verloren geschiedenis
De VRT is tegenwoordig doordrongen van het besef dat het archief alles moet bijhouden wat er wordt gemaakt. Maar dat was ooit anders. Vroeger verliep alles immers live, zowel op radio als op televisie. Er werd slechts zelden iets opgenomen.
Johan Favoreel: “Ieder orkest had zijn eigen radiostudio. In de ene studio speelde het symfonisch orkest een concert, in de andere studio zat het volgende orkest klaar om over te nemen. Er hingen grote klokken in de studio’s, zodat de muzikanten wisten tot wanneer ze moesten spelen. Liep hun uitzending tot 10.00 uur en kwamen ze wat in tijdsnood om alles te spelen, dan werd het tempo wat opgedreven. We hebben zo een mooie plaat in ons archief steken, een stuk van Peter Benoit: ‘Dan zal de beiaard spelen’. Dat stuk wordt zo’n vijf tot zes keer na elkaar gespeeld. Tijdens de laatste keer moet er een teken gegeven zijn dat de muzikanten zich moesten haasten, want plots wordt die versie twee keer zo snel gespeeld als de rest.”
Naarmate de opnamemogelijkheden toenamen, werden er steeds meer muzikale uitzendingen opgenomen. Maar niet alle opnames zijn bewaard. Magneetbanden waren bijvoorbeeld populair in de jaren 50 en 60, omdat ze opnieuw konden worden gebruikt. Een spijtig gevolg daarvan was dat het opgenomen materiaal vaak gewist werd, en dus voorgoed verloren ging.
Tegenwoordig is dat wel anders. Alle makers op de VRT zijn ervan overtuigd dat wat we maken, bewaard moet worden voor de toekomst. En dat heeft verschillende redenen.
Klaas Janssens: “We moeten dat materiaal bewaren voor de toekomst, want alles vergaat ooit wel eens. Dit gaat om onze geschiedenis en wie we zijn. Je wilt al dat materiaal ook toegankelijk maken voor programmamakers, wetenschappers en geïnteresseerden, om zo ons erfgoed een tweede leven te geven.”
Johan Favoreel: “Als we dat materiaal niet in de kijker zetten, dan wordt het vergeten en raakt het verdwenen. En dat zou zonde zijn, want het gaat om ons erfgoed, onze afkomst en onze geschiedenis. Al dat historische materiaal zijn dingen die mensen hebben gemaakt, het getuigt van wie wij zijn. Als we dat niet ontsluiten, dan gaat die geschiedenis verloren en weten we over 50 jaar niet meer wat onze voorouders hebben gedaan of waar ze mee bezig waren. We moeten er dus voor zorgen dat we die geschiedenis niet verliezen.”